Jaargang 64 Nummer 5

Pokrof 1 6 christenen het begrip ‘zonde’ koppelen aan ‘schuld’ en daardoor gebukt kunnen gaan onder een verlammend schuldbesef. Of zoals Rouw het zegt: ‘Schuld is iets wat iemand ter- neerdrukt, bij schuld ontstaat vaak schaamte. Dan krijg je een beweging die juist van God af gaat. Schuldbesef is niet gezond voor veel men- sen’. Om uit deze benauwenis te komen ging Rouw te rade bij de woestijnmonniken. Ze hiel- pen hemuit zijn knellende jas en gaven hemeen nieuwe. Ruime steun voor zijn zienswijze vond hij ook bij kerkvaders, nieuwtestamentische teksten en de existentialistische Deense filo- soof Kierkegaard. Volgens Rouw spelen zonde en schuld bij de woestijnvaders van het Midden-Oosten nauwe- lijks een rol, in die zin dat zij geen mensbeeld hanteren waarbij je bij voorbaat altijd schuld met jemeedraagt. Schuldbesef en berouw voert je naar een herstelde bandmet je oorspronkelij- ke goedheid, naar een herstelde gemeenschap met God. Vol vuur laat hij het alternatief van het vroege christendom zien met verhalen, spreuken en woorden van deze afgezonderde woestijnbewo- ners. Kort gezegd: zonde wordt door hen geduid als een misstap, een fout, een overtreding of een falen. Ze leggen het accent op eigen zonden en de vergeving van anderen. In feite betrekken de monniken zonde dus vooral op zichzelf. Bij Peter van Dijk sloegen de verhalen van de woe- stijnbewoners in als een bom. Zijn indruk is dat schuldbesef en angst voor God geen rol lijken te spelen, eerder hebben ze ontzag voor de groot- heid van God. De kerk kan helpen om van zon- de verlost te worden. Volgens kerkvader Johan- nes Chrysostomus (4 e eeuw) is de kerk een ziekenhuis voor de zielen, geen rechtbank. Ze is er niet om de mens te veroordelen, maar om de ziekteverschijnselen van de zonde terug te dringen. De begrippen ‘zonde’ en ‘verlossing’ kun je volgens Rouw juridisch interpreteren, maar dat hoeft niet in alle gevallen. Het over- grote deel van de Bijbel heeft een niet-juridi- sche inslag, aldus Rouw. De auteur is ervan overtuigd dat het juridisch-legalistische model voor velen in onze tijd ongeschikt is om over God na te denken (Brief 6, p. 63). Jaap van Sla- geren wees er in zijn laatste boek Wijzen uit het Oosten, uit zo Verren Land uit 2016 ook al op dat zonde in de Oriëntaals-orthodoxe wereld niet zozeer juridisch wordt geduid, maar eerder als een wond die genezing behoeft. Jezus ver- schijnt dan als de Genezer. Het is een verzoe- ningsleer die verschilt van die in het Westen. In Brief 4 schetst Rouw een korte geschiedenis van de filosofie in het tweede millennium om helder te maken waarom de westerse theologie systematisch is gaan denken, een manier van denken die hij niet terugvindt in de verhalen- cultuur van de Vroege Kerk en eerste christelij- ke theologie. In Brief 8 laat Rouw zien dat er sinds de scholastiek een transformatie heeft plaatsgevonden van praktisch naar juridisch denken. Volgens hem zette Anselmus (11 e -12 e eeuw) een verandering in gang (over de aange- taste eer van God) die verder werd ontwikkeld door Thomas van Aquino (13 e eeuw) en Johan- nes Calvijn (16 e eeuw). Het resulteerde in een juridisch-legalistische manier van denken over (erf)zonde en schuld én in het beeld van een toornige God. De laatste Brief 10 in het boek somt tal van praktische wijsheden en aanwijzingen op over ‘vernieuwd leven’. Het zijn variaties op het motto ‘verbeter de wereld, begin bij jezelf’, geïnspireerd door woestijnvaders – abba’s – zoals onder meer Johannes Climacus, Benja- min, Antonius, Euprepius, Hierax, Poimen, - Mattias Rouw. (Foto: archief M. Rouw)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=