Jaargang 61 Nummer 3

Pokrof 1 1 Mt 14: 23 Toen hij hen weggestuurd had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen. 24 De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. 25 Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer. 26 Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. 27 Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ 28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ 29 Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. 30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ 31 Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ 32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. 33 In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’ (NBV) Het Nieuwe Testament heeft twee versies, twee ‘varianten’, van de Storm op het Meer. De eerste is waar Jezus over het water naar de boot toe loopt en de hevige wind doet liggen (Mt 14: 22-23; Mk 6: 45-52; Joh 6: 16-21). De tweede is waar Hij al in de boot is, rustig slaapt en wakker geworden door het geschreeuw van de leerlingen de storm tot rust maant (Mt 8: 23-27; Mk 4: 35-41; Lk 8: 22-25). Frappant is dat zowel Markus (het oudste evangelie) als Matteüs (die Markus hierbij volgt) beide van elkaar verschillende verhalen kent. Eigenlijk is er een derde versie, dat is namelijk Mt 14: 23-33, waar de evangelist Matteüs als enige vertelt dat Petrus ook over het water naar Jezus toe wil lopen (zie icoon). De verhalen over de Storm op het Meer hebben vele lagen, vol betekenis en symboliek – te veel om hier op te noemen. Maar dat Jezus de storm bedaart, herinnert ons elk geval aan het begin van de Bijbel: in het eer- ste boek, in Gen 1, schept de Eeuwige orde in de chaos, die met name door het water wordt vertegenwoor- digd. En dat Jezus al wandelend over water het meer van Galilea oversteekt, roept reminiscenties op aan het tweede bijbelboek, Exodus, waar Israël bij de Uittocht uit Egypte door de hand Gods de Rietzee (‘Rode Zee’) doortrekt. Jezus wordt in deze verhalen helemaal aan de kant van deze scheppende en bevrijdende God geplaatst. Maar in feite wordt Petrus – en worden wij – uitgenodigd zelf die weg van bevrijding te gaan, maar blijkt hoe moeilijk dat is. De weg naar bevrijding wordt door God gedragen. De kerkvaders hebben in het bootje ook de christelijke geloofsgemeenschap willen zien, ‘het scheepken der Kerk’. In die kerkvaderlijke zin heeft ook de Syrische liturgische traditie de Storm op het Meer geïnterpre- teerd. We plaatsen uit deze traditie, meer in het bijzonder van de Maronietische Kerk, hieronder enkele gebe- den uit de wake van de monniken, het nachtofficie. Tenslotte vond de Storm op het Meer volgens een van de versies ’s nachts plaats. Het zijn gebeden die ook u misschien, bijvoorbeeld bij doorwaakte of slapeloze nacht, kunnen inspireren ze te bidden. Om middernacht stond onze Heer aan de oever van het meer en bracht de golven tot bedaren. Toen zijn leerlingen dit zagen, maakten verwarring en schrik zich van hen meester. De één zei: ‘Een spóók!’, de ander: ‘De boot, hij slaat om!’. Petrus, die aan het hoofd van de leerlingen stond, nam het woord en zei: ‘Als U mijn Heer bent en mijn God, beveel mij dan om over de golven naar U toe te komen, zodat ik kan uitroepen: «Eer aan U, Heer, alleluia, alleluia.»’

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=