Jaargang 61 Nummer 2

gebleven. Men was bezig een gastenverblijf te bouwen. Ikzelf was de eerste buitenlandse gast ooit. Andere gasten waren alleen familieleden en vrienden van de monniken. Als westerling gewend aan een coenobitisch klooster merkte ik dat in dit idioritmische klooster alles heel anders was. Daardoor werd ik helemaal terug- geworpen op mijzelf.” Kun je iets vertellen over de spirituele betekenis van dit alles? “In Moermansk is de residerende bisschop fei- telijk het hoofd van het klooster. Kloosters zijn centra en broedplaatsen van geestelijk leven. Praktiserende orthodoxe gelovigen komen bij de monniken om advies en geestelijke leiding. Zo voeden de kloosters de spiritualiteit. Het gaat hier wel om die gelovigen die hun zondags- plicht vervullen, biechten en het vasten onder- houden. Op zondagmorgen begint de liturgie om 8 uur, eerst met vespers en metten, daarna derde en zesde uur en rond half tien wordt uit- gebreid biecht gehoord. Dan volgt de Goddelij- ke Liturgie, de eucharistieviering, met tot slot dankdiensten. In de refter is er daarna agape: warm eten met elkaar, vrouwen aan de ene kant, mannen aan de andere kant – vrouwen die in de kerk de bloemen en kaarsen verzorgen en de kerk schoonmaken; de mannen zijn administratieve medewerkers, de zangleraar en gasten. Daarbij wordt ook van alles verhandeld. De abt neemt er echt de tijd voor. Alleen op zondag wordt er bij het eten gepraat. Mijn verblijf in het klooster is niet onopge- merkt gebleven. Ik ben te zien geweest in het plaatselijk TV-journaal. Men was blij verrast een Nederlander te ontmoeten vanwege het Nederland-Ruslandjaar. Ik werd getoond als iemand die op een degelijke en planmatige West-Europese manier in de tuin werkte. Dat ik katholiek priester ben werd verzwegen, vol- gens de monniken te verwarrend voor de kij- kers. Ik heb met heel weinig gereedschap de tuin gesaneerd, geordend en ingericht, zo kon ik mijn verblijf betalen. De abt en de monniken waardeerden dit werk, en zagen mij als een door God gezonden hulp. De vraag is wel of de tuin er volgend jaar nog zo mooi zal uitzien.” Welke cultuurverschillen vallen je als Nederlander op? “Hans Boland, schrijft in zijn boek Mijn Rus- sische ziel (Atheneum Polak en Van Gennep, 2005, PBr ) mooi over de tegenstellingen tussen de Russische en Nederlandse cultuur. Russen, zegt hij, zijn niet zozeer gelovig orthodox maar wel erg bijgelovig. Je geeft elkaar geen hand op de drempel van een deur, maar ófwel binnen óf buiten. Wodka drink je minstens met zijn drieën vanwege de Triniteit. Als een zwarte kat jouw weg kruist, moet je een andere weg kie- zen. Lege flessen moet je altijd op de grond zet- ten. Net als in andere grote landen kunnen vooral de Russen van het platteland zich niet voorstellen dat er mensen zijn die hun eigen taal niet spreken. De cultuur in Rusland is vooral op het platteland ‘boers’, ‘primitief’ en xenofobisch. Mijn Russische vriend zei: «Als je het hebt over de Russisch-orthodoxe Kerk gaat het om mensen die alles heel letterlijk en wettisch opvatten. Een priester die die houding heeft noemen de mensen een pope. Gewone gelovigen noemen zich eenvoudig orthodox , ‘pravoslavniy’ , in de betekenis dat je de juiste weg bewandelt». Ook al spreek ik wat Russisch, toch is het heel moeilijk geweest om echt met de abt en andere monniken in contact te komen. De abt had waarschijnlijk verwacht dat ik zou ingroeien in het orthodoxe monnikendom. In het kader daarvan sprak hij over opnieuw gedoopt wor- den. Het monnik-zijn wordt er gezien als een sol- daat zijn, iets militaristisch; in de kerk is het heel erg gedisciplineerd. De abt in het klooster was geen pope (in de betekenis van een priester die enkel bij de regels en leer blijft , PBr ), maar een echte vader, een geestelijk leidsman, soms streng, maar altijd rechtvaardig en met een warm hart. Hij is eerder marineofficier ge- weest. Ik ben onder de indruk geraakt van zijn persoonlijkheid.” “Ik ben in Moermansk mijzelf tegengekomen, het werd een loutering van mijn eigen geloof. Leo Tolstoi schreef Mijn biecht over zijn eigen geloofscrisis in 1881, ik herken in dit boek mijn eigen vragen die mij in Moermansk sterk bezig- hielden. Het verblijf in dit klooster is voor mij pijnlijk geweest, maar uiteindelijk heel positief. Ik moest een heel andere betekenis geven aan liturgie en officie op een Russisch-orthodoxe wijze en niet op een rooms-katholieke wijze, ook al is die Slavisch-Byzantijns. In Nederland zijn ook orthodoxe kloosters maar ze bestaan in een westerse wereld, zodat de diensten kor- ter zijn en de taal begrijpelijker voor de toeval- lige aanwezigen”. Paul Brenninkmeijer Pokrof 9

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=