Perspectief 2021-53

2021-53 Slotbeschouwing 37 volk van God kwam ik wel het gebruik van het zogenaamde munus triplex tegen, het drie- voudige ambt van priester-koning-profeet, maar besteedde daar niet zoveel aandacht aan. Later toen ik colleges ecclesiologie ging geven en die dogmatische constitutie uitvoerig ging behandelen, werd voor mij duidelijker en duidelijker, dat het munus triplex een be- langrijke structurele rol speelt in de tekst, maar dat die rol niet eenduidig is. Lumen gentium heeft niet alleen een ingewikkelde ontstaansgeschiedenis, maar dat die ont- staansgeschiedenis heeft ook sporen nagelaten in de tekst. Die uiteindelijke tekst is daarom niet eenduidig: er zijn elementen te vinden van een oude visie die in feite verwor- pen is en die in spanning staan met de nieuwe visie die bepalend is. Die spanning is o.a. te vinden in het gebruik van het munus triplex , zowel als structuur principe voor het volk van God als ook als structuurprincipe voor het (bisschops-)ambt. Voor het eerste is de doop de basis, voor het tweede de wijding. Het probleem, of de spanning is dat beide structuurprincipes onbemiddeld tegelijkertijd in de tekst gebruikt worden. De receptie van een concilie is altijd een langdurig en ingewikkeld proces en ook een proces dat nooit af is. Zo’n vijftig jaar na het Tweede Vaticaans Concilie zitten we niet alleen duidelijk in dat proces, maar ook nog in een beginfase van m.n. het verwerken van de nieuwe inzichten. Het nieuwe van het Tweede Vaticaans Concilie is dat – teruggrijpend op vooral de vroege kerk – de doop als basissacrament is herontdekt, zoals o.a. blijkt uit dat gebruik van het munus triplex voor het hele volk van God. Het gemeenschappelijk priesterschap, nauw verbonden met de doop, is ook een nieuw of beter herontdekt ele- ment, zoals o.a. blijkt uit de ongemakkelijke discussie over de verhouding van het gemeenschappelijk priesterschap tot het ministeriële priesterschap ( LG 10, tweede ge- deelte). Dat nieuwe is terecht opgenomen in de definitie van de christengelovige zoals die in de Codex van 1983, canon 204, te vinden is: Christengelovigen zijn zij die door het doopsel in Christus ingelijfd, tot volk van God gemaakt en aldus aan de priesterlijke, profetische en koninklijke taak van Christus op hun wijze deelachtig, ieder volgens zijn eigen plaats, geroepen worden de zending uit te voeren die God aan de kerk ter vervulling in de we- reld heeft toevertrouwd.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=