Perspectief 2017-35

Perspectie 64 Prof. Dr. A.H.M. (Fred) van Iersel ‘idee’ dat in hen een historisch contingente uitdrukking en vorm krijgt die er net zo goed niet had kunnen zijn. De idee dat het particuliere slechts betekenis heeft vanuit het voorafgaande abstract-universele is in feite een hardnekkig neoplatoons misverstand in een deel van onze cultuur waarvoor joden een wel heel hoge tol betaald hebben in de vorm van assimilatiepolitiek, pogroms en de Holocaust. De ontkenning van de betekenis van de particuliere collectieve en persoonlijke identiteit en haar publieke betekenis die ik hier bedoel is overigens niet specifiek voor het christendom, zij kent ook haar varianten in de Verlichting met name in een Kantiaans ethisch universalisme dat via wetgeving poogt gelijkheid en vrijheid te bevorderen door ontplooiing van concrete collectieve identiteit en zeker van collectieve religieuze identiteit, tegen te gaan. De problemen van de abstracte universaliteit van het Verlichte Kantiaans ethisch universalisme zitten veel dieper in onze cultuur verankerd dan we geneigd zijn te denken ook in het huidige Nederland. De geschiedenis van het christelijk antisemitisme en de geschiedenis van het `Verlichte’, op assimilatie gerichte antisemitisme moeten een waarschuwing zijn om al te grote restricties op te leggen aan de private en publieke ontplooiing van de identiteit van collectieve, ook religieuze, minderheden en dragers daarvan, waaronder vreemdelingen - ook als het moslims betreft die totaal (nog) geen idee hebben van christendom en Verlichting. Wat de menselijke waardigheid van de vreemdeling positief inhoudt De ietwat abstracte redenering die ik hierboven volgde heb ik nodig om nu te kunnen stellen dat vanuit het perspectief van katholieke kerk en haar sociale moraal de rechten van mensen die niet over Nederlands staatsburgerschap beschikken ook zonder voorafgaande aanpassing aan de veronderstelde Nederlandse waarden en normen, gehandhaafd moeten worden. Aan elke vreemdeling komt de waardigheid van de mens toe en niet alleen in culturele en morele zin, maar ook in termen van juridisch gecodificeerde mensenrechten. Mensen verliezen deze rechten niet simpelweg omdat ze geen staatsburger van hun eigen staat meer kunnen zijn, zo stelde reeds paus Johannes XXIII (Pacem in Terris no. 105). En, zoals paus Johannes XXIII met betrekking tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ook reeds opmerkte: zij gelden moreel gezien, ofschoon ze niet volmaakt zijn (Pacem in Terris).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=