Perspectief 2017-35

2017-35 Wij zelf: vreemdelingen 63 Reag eer drukken. Daarom moeten synagoge, kerken en moskeeën bewaakt worden: het zijn symbolische ruimten voor de vrijheid van godsdienst als ontplooiingsrecht en als uitdrukking van particuliere (individuele en collectieve) geloofsidentiteiten. Waarde van collectieve publieke identiteiten Hierboven stelde ik al, dat particuliere identiteiten van betrekkelijke waarde zijn. Nu voeg ik er een commentaar aan toe dat ik het enigermate betreurenswaardig vind dat Paulus niet heeft gesteld dat in Christus Jood is en Griek, slaaf en vrije, man en vrouw, maar dat hij sprak van ‘Jood noch Griek’. Verklaarbaar is het wel, door zijn theologisch accent op de universele betekenis van verlossing in en door Christus. Zijn taak was het niet zozeer te beargumenteren waarom in het Romeinse keizerrijk pluralisme zou moeten kunnen bestaan – dat was er al lang –, maar om bij het doordesemen van de hellenistische cultuur van Griekenland en Rome de universele betekenis en gelding van het geloof te definiëren. Hij was weliswaar Romeins staatsburger en maakte hier ook gebruik van, maar hij nam dit niet als uitgangspunt voor zijn theologie. Hij werkte de universele betekenis van het christelijk geloof antropologisch uit door de grondslag ervan te duiden als verankerd in Christus’ menswording die in feite de liefdevolle aanvaarding door God van mensen samenvat en tot een hoogtepunt brengt. Dat is het ‘goede nieuws’ (of evangelie). Particulariteit en universaliteit Juist in confrontatie met de christen geworden jood Paulus moeten we ons echter terdege realiseren dat precies in de joodse traditie het abstract-universele niet per se in metafysische zin voorafgaat aan het particuliere – laat staan dat het er boven staat. Want dit is nu net een hellenistische denkvorm. In het hellenisme kan alleen datgene universeel zijn dat ontdaan is van particulariteit: het universele is daarin een abstract (neoplatoons) idee zoals de idee van een menselijke natuur die los zou staan van het persoon-zijn van mensen en los van hun historische collectieve identiteit. In de Joodse traditie geldt juist het tegendeel: juist het particuliere, het breekbare en kwetsbare Bijbelse volk Israël, heeft een universele betekenis, opdracht en waarde. Het universele zit vervat in de particuliere heilsgeschiedenis van dit volk en dus in de concrete mensen die haar mee voltrekken en het zit er dus niet achter. De mensen die de heilsgeschiedenis mee voltrekken zijn niet uitdrukking van een reeds voor hen bestaand

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=