Perspectief 2016-32

2016-32 De weg naar een oecumenische mariologie 55 Reag eer Zo gezien kunnen we de Schrift opnieuw lezen. De katholieke exegeet Raymond Brown valt Pannenberg dan ook uitdrukkelijk bij. 21 Wat er in Lucas 1 en 2 over Maria gezegd wordt gaat niet in eerste instantie over haar, maar over de kerk, over de verloste mensheid. De bruiloft te Kana en Maria aan de voet van het kruis dienen niet historisch begrepen te worden, maar zeggen iets wezenlijks, christologisch en soteriologisch, uit over de relatie tussen Gods Volk en Gods mensgeworden Woord. Sommigen zullen vragen of dat geen verarming is van de mariologie. Met Pannenberg en Brown ben ik het eens dat het wel eens een enorme verrijking zou kunnen zijn. Theolo- gisch, maar ook spiritueel. Een belangrijke vraag is natuurlijk hoe ik dat ook spiritueel en geestelijk een plaats kan geven. Laat ik dat pogen duidelijk te maken met te zeggen wat er met me gebeurt als ik voor een Maria-ikoon zit. Kijkend naar de moeder van de Heer zie ik een gelovige vrouw, die net als ik soms door “de nacht van het geloof” is gegaan (zoals Johannes Paulus II schrijft in zijn encycliek Re- demptoris Mater , verwijzend naar Johannes van het Kruis). Een vrouw voor wie het geloof geen eenvoudige weg was, maar een heuse pelgrimstocht, met moeilijkheden en twijfel. Ik zie echter ook een spiegel. In Maria zie ik “ die Erst- und Voll-Erlöste ”, zoals Karl Rahner zegt. Zij is degene in wie ik zie hoe God mij bedoeld heeft en hoe ik door mijn doopsel reeds ben en eens voltooid nog zal zijn. Om het platvloers te zeggen: ik weiger me de vraag te stellen of de eicel en de spermato- zoïde van Anna en Joachim bij de bevruchting werkelijk, historisch, d.w.z. biologisch, aan een goddelijke interventie onderhevig zijn geweest. Ik weiger ook me de vraag te stellen of we – mochten we ooit (en God verhoedde het) het lichaam van Maria vinden, dan ook haar maagdenvlies intact zullen vinden. Maar kijkend naar de moeder van de Heer zie ik mezelf, onszelf, de kerk, de mensheid, op weg naar de voltooiing die mij en ons in haar (theologisch, symbolisch) reeds is aange- zegd. Zij is het meest eminente lid en beeld van de kerk. Zij staat solidair aan onze kant. 21 Raymond E. Brown, Biblical Reflections on Crises Facing the Church , New York, 1975, 84-108.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=