Perspectief 2015-28

Perspectie 66 Mgr. Dr. D.J. Schoon alleen dit ervan zeggen. Als een mensch door Gods genade zalig wordt, is dat te danken aan Gods genade. Als een mensch Gods genade niet ontvangt, of versmaadt of weerstaat, dan is dat te wijten aan den onwil van den mensch. Zoo gaan dus Gods genade en ’s menschen verantwoordelijkheid voortdurend samen. En al gaat dat boven ons redelijk bevattingsvermogen, het gaat niet boven ons zedelijk bevattingsvermogen, want de ervaring van onze eigen kracht of zwakheid, van onzen eigen wil of onwil, van onze eigen medewerking of tegenwerking, leert het ons iederen dag.’ En elders, als hij over goede werken komt te spreken, zegt Rinkel: ‘Er is een verkeerde vroomheid, die zegt, dat Gods genade zóó uitsluitend alleen ons zalig maakt, dat goede werken niet noodig zijn. Wat de werkzaamheid van Gods genade betreft, is dat woord natuurlijk waar, want wij verdienen de zaligheid niet, zij blijft altijd gave Gods. Maar (…) zonder die werken is ons geloof dood en onze liefde koud en onze hoop ijdel. (…) Verkeerd echter is het, als men meent, dat men nu om zijn goede werken recht heeft op loon van God. Wie dat meent en het daarom doet, heeft zijn loon al weg. God geeft zijn loon uit vrije genade. Want de kracht tot het goede, het willen en het volbrengen, is zijn werk in ons.’ Wat opvalt in deze citaten is, dat Rinkel allereerst voorzichtig formuleert. Hij realiseert zich, dat hij over de geloofsgeheimen spreekt en dat kan niet anders dan als het ware tastend. Daarnaast vermijdt hij extreme posities om vervolgens een begaanbare pastorale weg te vinden. Datzelfde doet Jan Visser in zijn hoofdstuk in Leer en leven . 4 Als hij over de verhouding van Gods almacht en de menselijke vrije wil komt te spreken, wijst hij elke gedachte aan concurrentie af. ‘Een onjuiste kijk op de verhouding tussen God en mens is de bron van veel misverstand. Vaak beschouwt men die vanuit de tegenstelling: waar de één is, kan de ander niet zijn. God en mens worden zo als elkaars concurrenten bezien. Zo’n kijk is nu in strijd met wat Jezus ons laat zien. Hij toont ons de ware relatie en omgang met God.’ De kern van het christelijk geloof is, dat de God van Israël in Jezus van Nazaret mens geworden is zoals wij en daardoor ons de weg naar de verlossing heeft geleerd. Vanuit 4 Jan Visser, De geloofsleer. In: Aangela Berlis, Koenraad Ouwens, Jan Visser, Wietse van der Velde en Jan Lambert Wirix-Speetjens, De Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Leer en leven. Zoetermeer 2000, 163-191. Ik citeer p. 173.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=