Perspectief 2015-28

2015-28 Over het pessimistische mensbeeld van de jansenisten 65 Reag eer middel om Gods genade te verkrijgen. Het instituut van de katholieke kerk met het drievoudig apostolisch ambt hield men hoog en zelfs aan de paus kende men de traditionele voorrechten toe. Toch slaagden de jezuïeten er begin 18 de eeuw in om apostolisch vicaris Petrus Codde (1648-1710) op grond van vermeend jansenisme en rigorisme door Rome eerst geschorst en vervolgens afgezet te krijgen. De verdedigers van zijn onschuld wezen de beschuldigingen van de hand, organiseerden het verzet en gingen als Bisschoppelijke Cleresie en later Oud-Katholieke Kerk verder. Strenge Cleresie? Hoe ging het verder met die strenge Cleresie? Allereerst: die vermeende strengheid was vooral een beschuldiging van tegenstanders van de leiders van de katholieke kerk in de Republiek, die nogal eens vaak voortkwam uit persoonlijke frustratie van bepaalde geestelijken over het uitblijven van een kerkelijke carrière of een betere parochie. Of die vermeende strengheid daarom ook werkelijk in de praktijk werd gebracht, valt nog te bezien, omdat het ontbreekt aan studies op dit gebied. Wel kan er in het beleid van de apostolische vicarissen vaak toegefelijkheid worden aangewezen, die het tegendeel van strengheid aantonen. Daarnaast kunnen er met name in de 19 de eeuw ook in de Hollandse Zending – dat is het deel van de katholieken dat niet met de aanhangers van Codde meeging, maar zich onderwierp aan de beslissingen van Rome – tendenzen worden aangewezen, die een eeuw eerder als rigoristisch bestempeld werden. Kortom: hoewel er vanaf het begin van de 18 de eeuw twee katholieke kerken in Nederland waren, leken die meer op elkaar dan dat ze van elkaar verschilden. En nu? Wat is er nog over van die vermeende strengheid? Dat in de Rooms-Katholieke Kerk de leer van de jezuïeten ingang heeft gevonden, betuigen de aan het begin van dit artikel aangehaalde auteurs. Maar geldt dit niet ook voor de Oud-Katholieke Kerk, waar men zichzelf afficheert als een kerk waarin de relatieve zelfstandigheid en grote mondigheid van gelovigen een plaats hebben gekregen? In 1932 publiceerde Andreas Rinkel zijn Handboek voor Geloofs- en Zedeleer . 3 Hij zegt daarin over de predestinatie: ‘Wij kunnen 3 [Andreas Rinkel], Handboek voor Geloofs- en Zedeleer in de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Utrecht 1932. Ik citeer p. 120 en 204-205.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=