Perspectief 2014-24

Perspectief 4 Prof. dr.Eduardo Echeverria Maar dan nog, waarom benadrukt Paus Franciscus het geloof in de vreugde meer dan het geloof, de hoop en de liefde? Het is duidelijk dat hij hiermee een onderwerp oppakt, waar- aan Paus Paulus VI in 1975 de Apostolische Exhortatie, Gaudete in Domino (Vreugde in de Heer) heeft gewijd. Van alle voorgaande Pausen van het recente verleden, is Paulus VI als een mentor voor Franciscus, die zijn geest en hart gevormd heeft, en hij citeert hem ook zeer vaak in zijn geschriften. Maar wat is dan de betekenis van het feit dat hij het geloof in de vreugde heeft genomen als uitgangspunt, juist nu, op dit moment in de geschiedenis van onze cultuur? Franciscus zegt het eigenlijk niet, maar ik denk dat zijn onmiddellijke voorganger ons een suggestie doet voor wat dat antwoord zou kunnen zijn. Meer dan veertig jaar geleden gaf de toekomstige Paus Benedictus XVI, toen Joseph Rat- zinger, het antwoord op deze vraag door aan alle redenen waarom zovele ongelovigen twijfelen aan het christelijke geloof, een reden extra toe te voegen: “De meest sprekende weerlegging van wat het Christendom beweert te zijn,” zo schreef Ratzinger, is “het gevoel dat het Christendom tegen de vreugde is, het wekt een indruk van striktheid [grote aan- dacht schenken aan correct gedrag] en van ongelukkig zijn.” Bovendien, zo gaat hij verder, worden christenen gezien als bezeten van het “vierde [autoriteit van de ouders] en zesde gebod [seksuele moraal] zodat de complexiteit die daar het gevolg van is ten aanzien van het gezag en de zuiverheid, het individu met een zodanig onvermogen tot zelfontwikke- ling opzadelen, dat zijn onbaatzuchtigheid degenereert in verlies van het zelf en een ontkenning van de liefde, en zijn geloof niet leidt tot bevrijding maar tot rigiditeit en af- wezigheid van vrijheid.” Natuurlijk, deze zogenaamde ziekte is de overdreven Hollywood- versie van het christelijke leven. En Ratzinger besluit, “het is zeker een meer waarschijnlijke verklaring van de reden waarom mensen de Kerk verlaten dan alle andere [intellectuele vragen] of problemen, die het geloof heden ten dage te weeg kan brengen.” Toch haast Ratzinger zich in een reactie te verklaren dat de gevaren voor de cultuur te- genwoordig niet zijn scrupulositeit (“moralisme”), maar losheid van zeden; niet legalisme, maar antinomianisme (“wetteloosheid”); niet een gebrek aan vrijheid, maar een te grote vrijheid (“alles mag”), want zo merkt hij heel juist op, “er zijn geen verboden bomen meer” (met een verwijzing naar Gen. 3,1-7). We lijken in een tijd te leven waar er zijn “die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die van het duister licht maken en van het licht

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=