Perspectief 2014-24

Perspectief 30 Drs. Hans de Jong Tot aan de zestiende eeuw onderscheidde het Gooi zich weinig van andere gebieden in Nederland. In de twaalfde eeuw was de kerstening voltooid en kon men de diepte ingaan. Juist aan de vooravond van de reformatie ontplooide zich ook in het Gooi een kleurrijk katholicisme met broederschappen, kloosters, processies en een rijk devotieleven. In de vijftiende eeuw ondergingen veel kloostergemeenschappen de invloed van de Moderne Devotie. Wel bestond er kritiek op de praktijk van het kloosterleven. In de zestiende eeuw radicaliseerde deze houding. Reformatoren als Luther en Calvijn stonden niet alleen kri- tisch tegenover de praktijk van het kloosterleven maar wezen dit fundamenteel af. Het boeiende van deze bundel is dat de auteurs in beeld proberen te brengen wat deze omwentelingen in de zestiende eeuw voor de “gewone gelovige” betekenden en hoe hij of zij hierop reageerde. Soms worden hierbij traditionele beelden doorbroken zoals het verhaal dat de pastoors van Huizen en Loosdrecht van de ene dag op de ander protestant werden en hun gelovigen met hen. Van belang is te beseffen dat voor de zestiende- eeuwse mens een leven zonder geloof en Kerk ondenkbaar was. Een aantasting van de geloofseenheid had ook maatschappelijke gevolgen. Daarom waren Kerk en staat nauw verbonden en bestond er een wisselwerking tussen politieke en religieuze ontwikkelingen. In Nederland kent de reformatie drie fasen. Vanaf 1517 tot 1566 werden reformatorische opvattingen verspreid. Soms ondergingen protestanten de marteldood. Vanaf 1566 kreeg de reformatie de wind in de zeilen. De protestanten streefden naar de vrije uitoefening van hun geloof, in concurrentie met het katholicisme. Tegen het einde van de zestiende eeuw (in de streek tussen Vecht en Eem in 1578) werd de gereformeerde religie de enige getolereerde godsdienst en werd de openbare uitoefening van het katholieke geloof ver- boden. Dit ging niet zonder slag of stoot. De gewone man bleef gehecht aan de katholieke gebruiken die de gang van zijn leven vergezelden. Daarbij bleven ook sommige vooraan- staande families katholiek. Protestantse predikanten hadden het vaak moeilijk, vooral wanneer ze de steun van de classis ontbeerden. Daar waar katholieke geestelijken konden blijven werken, bleven velen de katholieke godsdienst trouw. Na het einde van de tachtig- jarige oorlog, in 1648, ontstond er een stabilisering. De katholieke Kerk ontwikkelde een nieuwe vitaliteit. De gereformeerde Kerk was de publieke Kerk en kreeg zo meer greep op de samenleving, met name op het onderwijs. In de praktijk ontwikkelde zich een vorm van

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=