Perspectief 2013-22

2013-22 Meer kleur in de kerk 45 R eageer plaats van de verkondiging van het Woord bleef gehandhaafd, maar toch lijkt er sprake te zijn van een zekere verschuiving. Naast het Woord verschenen andere uitdrukkingsvormen van het geloof. Er werd meer zichtbaar. Kortom, de wijziging van het interieur geeft op een eenvoudige wijze expressie aan een heroriëntatie op het gebied van de liturgie. In de tweede helft van de 20 e eeuw groeide de betekenis van de liturgische beweging, waarbij werd teruggegrepen op de rijkdom aan vormen bekend vanuit voor-reformatorische wor- tels. En dat betekende, dat er meer ruimte kwam voor afbeeldingen en verbeelding, kortom voor het visuele. Mijn verhaal gaat over de ruimte en invloed van beeltenissen en religieuze ‘kunst’ in het Protestantisme. Ik zal laten zien welke rol de verbeelding speelde in het verleden en iets zeggen over de situatie nu, over recente ontwikkelingen. Voor het begrijpen van het traditionele verzet van het Protestantisme tegen de beeldcul- tuur zoals die in de Middeleeuwen gangbaar was kunnen we teruggrijpen op Bijbelse gegevens die voor deze negatieve reactie van belang waren. Zo beriep men zich bijvoor- beeld op het Oude Testament met het overbekende gebod ‘geen gesneden beelden te maken’ (Exodus 20, 4). Ook wees men op het feit dat tijdens de regering van koning Hizkia en Josia (ca. 640-609) er al sprake was van een beeldenstorm op grote schaal. Koning Hizkia gaf opdracht de koperen slang, de nechustan, die Mozes had gemaakt te verbrijze- len. In het Nieuwe Testament werden teksten uit het boek Openbaringen over de aanbidding van het beest uitgelegd als een ernstig misbruik, waarin men een verwijzing zag naar de verering van de Romeinse keizer (zie bijvoorbeeld Openbaring 14, 9 en 19, 20). In de 7 e tot 9 e eeuw van onze jaartelling treffen we in de Oosterse kerken zoiets aan als een beeldenstrijd of iconoclasme. In de Westerse kerken komen we het verzet tegen beelden al tegen in de vroege Middeleeuwen, tijdens de hervormingen van keizer Karel de Grote (747-814 na Chr.), de zogenaamde Karolingische Renaissance. Bij deze beelden- strijd speelde de invloed van de Libri Carolingi een belangrijke rol. Het waren geschriften die op naam stonden van keizer Karel, maar in feite ging het hier om een werk van zijn hoftheologen in Aken. Daarin wordt stelling genomen tegen uitspraken van het zevende oecumenische Concilie van Nicea in 787 die ruimte boden aan de verering van iconen. Waarom noem ik in dit verband de Libri Carolingi ? Later maakt de reformator Calvijn ge- bruik van deze argumenten in de beeldenstrijd: hij verwijst ernaar in zijn grote werk, de Institutie . Maar voordat ik aandacht zal schenken aan de opvattingen van de hervormer

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=