Perspectief 2013-22

Perspectief 40 dr. Elisabeth Hense Op de volledige tekst van de offerblok-preek van Meester Eckhart, Nolite timere eos, com- poneerde Christoph Maria Wagner in 1997 een driedelig stuk voor fluit, klarinet, trompet, gitaar, piano, vijf zangers en één toneelspeler. 14 Inhoudelijk gaat het in de offerblok-preek om een thema, dat Eckhart vaak aan de orde heeft gesteld: het onderscheid tussen de ongeworden Godheid en God in wording. Van God kan de mens spreken, van de verbor- gen Godheid niet, omdat de Godheid één is in zichzelf en van buiten niet als tegenover kan worden waargenomen. De componist werd in het bijzonder geïnspireerd door een zinsnede in de preek, die tot uitdrukking brengt dat de Godheid zichzelf ‘smaakt’ en in dit ‘smaken’ alle schepselen ‘smaakt’, echter niet als schepsel, maar als één met Hem. Deze zin componeerde Wagner als een aanhoudend en doordringend smakken. Het stuk is hartstochtelijk, vol humor en deels pijnlijk verscheurend. Het drukt de vreemdheid van de Godheid uit, zijn onbegrijpelijke onschepselijkheid. Tegelijk laat het mensen zien, die niet weten hoe ze met de onbegrijpelijke Godheid kunnen omgaan. Soms wordt voor de ko- medianteske weg gekozen, soms ook voor erotische beelden of voor met de diepte verbonden overdrijvingen die bizarre vormen tot gevolg hebben. Te midden van dat al kunnen zich geestelijke ervaringen aandienen, een geestelijk schrikken bijvoorbeeld of een gegrepen zijn. Het jeugdige elan en de levendigheid hierbij kunnen verrassend zijn voor de toeschouwers, maar passen bij de overtuiging van Meester Eckhart, die van zichzelf zei dat hij elke dag jonger werd. Steeds jonger wordt de mens, die doorbreekt in de Godheid, dat wil zeggen: die naar zijn levendige oorsprong terugkeert, daar waar het leven op elk moment opnieuw opbruist. Onder andere het gevoel van deze mystieke jeugd maakt de productie erg aantrekkelijk. Fascinerend is dat in het werk van Albrecht de kunst niet wordt gezien als bemiddelaar van een spirituele boodschap die ook onafhankelijk van de kunst bestaat, maar dat de kunst zelf hier de geestelijke weg naar God toe is. De kunstenaars zelf gaan op weg om door te breken in de Godheid en ze laten de toeschouwers deelne- men aan hun spirituele reis. Ook in de andere producties van Albrecht is het beoefenen van kunst tegelijk een spirituele weg. 14 Kölner Stadtanzeiger, 26 augustus 1997, ‘Tiefrotes Herz am Boden kündet von Sehnsucht‘ ; Stadtspiegel Bochum, 13 maart 1998, ‘Zwischen Tragödie, Lust und Qual‘ ; WAZ, 18 maart 1998, ‘Mittelalter im Backstein- haus‘

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=