Perspectief 2013-20

50 Wie is God? – recensie door Mgr. dr. Gerard de Korte In ons land hebben de christelijke geloofsgemeenschappen wel betere tijden gekend. Al langer heeft de vrijzinnige stroming te maken met teruggang. Maar ook de twee grote volkskerken, de Protestantse Kerk in Nederland en mijn eigen Rooms-katholieke Kerk, moeten al vele jaren een krimp accepteren. De beide kerken samen verliezen per jaar minstens 150.000 gelovigen op een totaal van 6 miljoen zielen. Naast de kwantitatieve teruggang kunnen we ook vragen stellen bij de kracht van het geloof. Niet weinig gelovigen zijn immers uitermate onzeker geworden over de inhoud van hun geloof. Niet alleen buiten de kerk, maar ook binnen parochies en kerkelijke gemeenten wordt stevig aan het Godsbestaan getwijfeld. Vragen die lange tijd alleen bij een relatief kleine groep intellectuelen speelden, zijn vooral de laatste vijftig jaar gedemocratiseerd. De 19 de -eeuwse ‘meesters van het wantrouwen’ hebben hun doel bereikt. De doorwerking van de denkbeelden van Feuerbach, Marx, Darwin, Freud en Nietzsche kunnen we niet snel overschatten. Het Godsgeloof is bij tallozen intens aangevochten. Naast deze diep insnijdende religieuze onzekerheid is er tegelijkertijd ook bij talloze tijdgenoten een religieus verlangen. Het vormt voor de kerken een uitdaging om dit religieus verlangen te laten corrigeren én verbinden met het Bijbelse getuigenis omtrent het geheim van God. De toekomst van vitaal christelijk leven in ons land heeft immers alles te maken met de overgave aan de Bijbelse God. Tegen die achtergrond kan het boek Christelijke Dogmatiek van de hoogleraren G. van den Brink en C. van der Kooi een nuttige hulp zijn voor kerkelijke werkers, in de brede zin van het woord, en hen die daarvoor in opleiding zijn. 133 Juist zij immers geven binnen de geloofsgemeenschappen via verkondiging, catechese en andere vormen van geloofscommunicatie stem aan het christelijk geloof. Zij kunnen mensen helpen om de geloofssprong te wagen en te gaan leven in vriendschap met de Bijbelse God. Het lukt de auteurs om op een heldere en toegankelijke wijze te schrijven, ook over de namen, eigenschappen en het wezen van God. Dit gebeurt in het vierde hoofdstuk van de Christelijke Dogmatiek . In deze bijdrage staat juist dat hoofdstuk centraal. Triniteit als ordeningsprincipe Het vierde hoofdstuk wordt voorafgegaan door een hoofdstuk waarin vanaf het begin duidelijk wordt dat de triniteit de toegangspoort vormt voor de godsleer. Zo leggen de auteurs vanaf het begin hun geloofspapieren duidelijk op tafel. Het woordje ‘god’ is in onze cultuur in zekere zin een onbeschermd handelsartikel. Van alles en nog wat wordt op de religieuze markt met ‘god’ verbonden. Tegen die achtergrond kiezen de beide auteurs voor een heilzame helderheid. Over het geheim van God spreken ze vanuit de omgang van God met zijn volk Israël, met als hoogtepunt Gods openbaring in de gestalte van Jezus Christus. In die zin kiezen de auteurs voor de wijsheid van Blaise Pascal: “God spreekt op de juiste manier over God” ( Pensée , 303). Gods zelfopenbaring is dus het uitgangspunt voor het spreken over de goddelijke eigenschappen. In die zin kiezen ze terecht voor theologie als ‘nadenken’. Niet voor niets vormt een klassieke definitie voor theologie: ‘geloof op zoek naar inzicht’. Vanuit een gelovig perspectief denkt de theoloog na over de gegevens van de Bijbelse openbaring. Theologie is reflectie op het geloof vanuit het geloof. Godskennis is daarom principieel niet objectiveerbaar maar omgangskennis en relationeel van aard. Vanuit dit uitgangspunt wordt in Christelijke Dogmatiek ook het thema van de eigenschappenleer en het wezen van God behandeld. Je leert God pas kennen als je met Hem de weg van het 133 Dr. G. van den Brink, dr. C. van der Kooi, Christelijke Dogmatiek. Een inleiding . Boekencentrum, Nijmegen, 2012

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=