Perspectief 2013-20

43 constateren dat katholieke aanwezigheid in Rusland al sinds mensenheugenis een historisch en sociologisch gegeven is. Met ‘katholiek’ bedoel ik hier: christenen die formeel in gemeenschap zijn met de Kerk van Rome. Volgens Vaticaanse gegevens uit 2002 wonen er in de Russische Federatie ongeveer 1.300.000 katholieken. Ik zou dan ook willen beginnen met een viertal visies op de zin van de katholieke aanwezigheid in Rusland te schetsen die ik in de loop van de tijd ben tegengekomen en die me partieel lijken. Vervolgens probeer ik de visie uiteen te zetten die de katholieke Kerk in Rusland, tenminste in haar leiding en officiële documenten, van zichzelf heeft. De eerste visie op de rol van de katholieke Kerk is die van de ‘etnische Kerk’. Ze houdt kort gezegd in dat de katholieke Kerk in Rusland bestaat voor de zielzorg van bepaalde etnische groepen – Litouwers, Wolgaduitsers, Polen – die traditioneel rooms-katholiek zijn. Tot 1905 heeft de katholieke kerkstructuur in Rusland zo geopereerd. Maar een etnisch principe kan nooit lang de katholieke aanwezigheid in een bepaalde omgeving bepalen. Waar het juist is dat de Kerk zich allereerst richt ‘op de verloren schapen van het [eigen] huis’ (Matteüs 10, 6), kan ze zich nooit definitief tot hen beperken. Als vanwege uitzonderlijke omstandigheden – we kunnen ook denken aan de redenen voor onze eigen Nederlandse ‘verzuiling’ – de Kerk haar zorg in een bepaalde periode moet beperken tot bepaalde ‘etnische’ groepen, of ook slechts tot ‘traditioneel katholieken’, kan ze dat niet anders doen dan met het sterke verlangen zich te kunnen ‘openen’ naar alle anderen zodra dat mogelijk is. Anders zou ze worden gereduceerd tot een nationale, etnische of hoe dan ook gesloten Kerk, dus uiteindelijk niet katholiek, en zou ze tenslotte verstikken. We moeten constateren dat de ‘etnische’ denkwijze ook bezit heeft genomen van vele ‘traditionele’ katholieken in Rusland. Niet zelden hoor je bijvoorbeeld katholieken – zelfs bisschoppen – spreken over ‘proselitisme’ wanneer iemand met bijvoorbeeld Duitse of Poolse wortels in de orthodoxe Kerk wordt gedoopt. Een volgende onvolledige visie is die van de katholieke Kerk als ‘niet canonieke’ Kerk, overtollig omdat in Rusland de Kerk reeds bestaat. Deze visie gaat uit van het begrip ‘canoniek territorium’ dat zijn fundament vindt in een zin uit de Romeinenbrief: ‘Zo heb ik van Jeruzalem en omstreken tot Illyrië de prediking van het evangelie van Christus voltooid. Alleen was het voor mij een erezaak om het evangelie niet te verkondigen waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet te bouwen op een fundament dat door anderen was gelegd.’ (Romeinen 15, 19b-20) De term ‘canoniek territorium’ houdt bijvoorbeeld in dat er per stad slechts één bisschop kan zijn. Inderdaad is het feit dat er in Rusland katholieke structuren zijn parallel aan die van de Russisch-orthodoxe Kerk, ‘ware particuliere Kerk’ (volgens Dominus Iesus uit 2000), niet fraai. Ze herinneren er voortdurend aan dat de verdeeldheid van de Kerk nog altijd een feit is, net als orthodoxe kerkstructuren in traditioneel katholieke gebieden dat doen. Maar zolang die zichtbare eenheid er niet is hebben katholieken recht op hun eigen structuren die tegelijkertijd een extra aansporing zijn de oecumenische inspanning te verdiepen. Een derde partiële visie is dat de katholieke Kerk in Rusland wel degelijk bestaansrecht heeft, ook buiten bepaalde etnische groepen, maar dat haar zending volledig parallel loopt aan die van de orthodoxe Kerk. Ook een dergelijke visie, die voorkomt onder katholieken in Rusland, beroept zich op St. Paulus en de Heer zelf: ‘Weliswaar prediken sommigen Christus uit nijd en strijd […] met zelfzuchtige en onzuivere bedoelingen […]. Wat dan nog? In elk geval wordt Christus verkondigd, met of zonder bijbedoeling. En daarover verheug ik mij. En ik zal mij ook blijven verheugen.’ (Filippenzen 1, 15-18) ‘Johannes zei tegen Hem: Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was. Maar Jezus zei: Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons. (Marcus 9, 38-40) Tegelijkertijd zegt de Heer ‘Wie niet met Mij verzamelt, verstrooit’ (Matteüs 12, 30), en het is niet moeilijk te begrijpen dat de zending van de Kerk eronder lijdt wanneer ze op zichtbaar verdeelde wijze

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=