Perspectief 2012-18

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 18, december 2012 4 mensen blijkbaar niet meer geloven in het christendom. Zo maakten we in feite een van de belangrijkste aggiornamento’s mee in de geschiedenis van de Kerk, zonder dat dit substantieel de situatie - voortgebracht door de moderniteit - veranderde. Men kan hierop natuurlijk antwoorden dat het proces nog niet voltooid is, dat de structurele hervormingen en de taal uiteindelijk wel resultaat zullen hebben. Ik vrees dat dit optimisme (even vanzelfsprekend als dit van de moderniteit) enkel een illusie is. Anderzijds lijkt het zich verschuilen in een conservatief en nostalgisch op zichzelf terugplooien eerder op een opflakkering voor de val, een houding die vandaag bij een aantal katholieken veld wint, tot in de hoogste kerkelijke kringen toe. Een derde weg lijkt ook een aantal aanhangers te hebben: een weg die niet goed is omlijnd en die een eerder emotionele en affectieve benadering van het christendom verkiest. Deze derde vorm draagt in zich trekken van de twee anderen, bijvoorbeeld sommige ‘nieuwe’ bewegingen waarin een strikte orthodoxie samengaat met een overdreven sentimentele vroomheid. Geloofscrisis Aan de oorsprong van deze geloofscrisis en van de crisis van de geloofsoverdracht (of overlevering) ligt de breuk tussen het geloof en de rede die werd bewerkt door de moderniteit: de eerste wordt ondergewaardeerd en de tweede overgewaardeerd. De breuk die door de Kerk eerder wordt gezien als een feitelijke scheiding, verplicht ‘de postmoderne mens’ om, grotendeels onbewust, ‘te kiezen tussen een geloof dat men binnen de categorieën van de rede heeft gewrongen en een rede die uit het geloof is verbannen. In antwoord op de uitdaging van deze scheiding probeerde de Kerk haar geloof in de moderne categorieën van de rede in te passen. Dit leidde tot een grotere verzwakking van de geloofsovertuigingen, die werden terug gebracht tot het niveau van de fabel. Hoe meer de profane rede tot ontwikkeling kwam en haar overwinningen uitstalde, des te meer werden geloofsovertuigingen als ‘geopenbaarde waarheden’ voorgesteld, niet gedragen door hun betekenis, maar door het gezag waarin ze hun oorsprong vonden: God als het soeverein principe van een doctrinele en morele orde waarvan het kerkelijk gezag de gekwalificeerde vertegenwoordiger was. Het gezagsargument speelde ten volle en kreeg in 1870 zijn bekroning in de afkondiging van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Het leergezag van de paus werd de laatste, of eerste instantie, voor de waarheid van het katholiek geloof. Het enig correctief in deze ontwikkeling was de bevordering – meestal buiten de kerkelijke instanties om – van de vroomheid, van het missaal dat men leest terwijl de priester ‘zijn’ mis opdraagt tot de buitengewone ontwikkeling van de mariale verering, met weliswaar een zwak theologisch gehalte. Deze vormen van vroomheid droegen ertoe bij dat gelovigen een levende religie bewaarden. De zichtbare, sociale en volkse uitingen van de vroomheid kennen vandaag een zekere heropleving, waarvan de terugkeer van de religie een teken is. Of dienen we hierin te zien wat Michel de Certeau beschouwde als het gevaar van de ‘folklorisering’ van de Kerk? Wat zijn de antwoorden en de strategieën van de Kerk in deze crisis? Natuurlijk zijn er verschillende antwoorden. Sommigen zien in de ontbinding en het uiteenvallen van het christendom (al of niet door de moderniteit in de hand gewerkt) een gelukkige teloorgang en willen dit proces nog versnellen door een duw in de rug. Andere beschouwen deze teloorgang als fataal of pijnlijk en doen ofwel een geforceerde stap terug of trachten het katholicisme door een vlucht voorwaarts in de samenleving aan te passen. Deze laatste twee tendensen, die op vele punten elkaars tegengestelde zijn, lijken toch op elkaar door de gemeenschappelijk gedeelde vrees dat we eens in de ruïnes van het christendom zullen ronddwalen zoals toeristen in een Griekse tempel. Zo trachten traditionele christenen opnieuw een wereld in te richten die op een wonderbare wijze aan de secularisatie zou zijn ontsnapt. Op dit punt brengen ze het er vandaag paradoxaal goed vanaf, vermits deze verderfelijke moderniteit uitwassen vertoont die hen in hun strategie van de herovering - heel modern trouwens - opnieuw van pas komt, terwijl eerder progressieve christenen paradoxaal genoeg alleen blijven klagen over de moderniteit, over hun kleinkinderen die niet naar de mis

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=