Perspectief 2012-17

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 17, september 2012 24 verbonden met haar oorsprong in de verkondiging van de apostelen. Ons dagthema verwoordt dat met te zeggen dat de kerk staat (gaat) ‘in de schoenen van de apostelen’. Maar dat wekt misschien teveel de suggestie van een vanzelfsprekende identificatie van de kerk met de apostelen. Zouden we niet beter kunnen zeggen dat de kerk gaat ‘in het spoor van de apostelen’? De voorrang van de apostelen ten opzichte van de kerk blijft dan bedacht. Hoe dan ook, die band met de apostelen is wezenlijk. En het maakt meteen duidelijk dat het hier terdege gaat over de concrete, ‘zichtbare’ kerk. De apostelen waren immers zichtbare mensen?! Zou de kerk níét in het spoor van de apostelen staan (gaan), zou ze dus aan haar oorsprong níét trouw zijn, dan zou zij geen ‘kerk’ meer zijn in de ware zin van het woord. Ze zou haar identiteit hebben verloren. Bestaat trouwens dat gevaar? Of mogen we ervan uitgaan dat de kerk dit spoor van de apostelen nooit heeft verlaten en ook niet kán verlaten? Dat laatste zou betekenen dat ‘apostoliciteit’ inderdaad, gewoon, een eigenschap is van de bestaande kerk(en). Een gegeven, dus, waarvan je zeker kunt zijn. In elk geval binnen de Reformatie is dat echter nooit zo gezien. Het merkwaardige is dat men er daar vanouds niet zo aan gewend was de kerk ‘apostolisch’ te noemen. 28 Dat komt doordat men zich in de (lutherse én gereformeerde) belijdenisgeschriften over het algemeen oriënteert, niet op de geloofsbelijdenis van Nicea, maar op die andere oecumenische belijdenis: de apostolische. Anders dan in de geloofsbelijdenis van Nicea komt dáárin, bij het spreken over de kerk, de kwalificatie ‘apostolisch’ niet voor. Maar het zou te vlug zijn hieruit te concluderen dat de inhoud van dit begrip in de reformatorische tradities geen rol speelt. We treffen die inhoud aan in wat er positief over de kerk wordt gezegd, namelijk (ik citeer de Augsburgse Confessie): dat ze ‘die gemeenschap van heiligen’ is ‘waarin het evangelie zuiver wordt geleerd en waarin de sacramenten op de juiste wijze worden bediend’. 29 Het evangelie is (bevat) de boodschap van de apostelen. In het evangelie dat wordt verkondigd klinkt dus de stem van de apostelen. Er wordt gezegd: waar dat gebeurt, daar is kerk. Of dan wellicht beter: daar gebéúrt kerk, daar wordt kerk wáár. Over kerk kun je pas spreken in verband met, en vanuit, de apostelen. Met andere woorden: de kerk is, per definitie, apostolisch. Maar daarmee is wel meteen gezegd: waar de stem van apostelen níét klinkt, waar het evangelie, dat is de boodschap van de apostelen, níét zuiver wordt verkondigd, daar is ook de kerk niet, al wordt daar eventueel toch nog de naam ‘kerk’ gehanteerd. Of je dan van ‘valse kerk’ moet spreken is de vraag. Gereformeerden houden wel van zulke stoere taal. 30 De lutherse is op dit punt minder uitgesproken. Deze interpretatie van ‘apostoliciteit’ betekent, hoe dan ook, dat het hier niet gaat over een vaste, gegarandeerde eigenschap van de bestaande kerk. Dit is niet iets wat je als kerk voor jezelf kunt claimen. Zo geldt dat binnen de Reformatie althans in principe. In de praktijk heeft men in de Reformatie hier net zoveel claimgedrag vertoond als in Rome, dat moeten we erbij zeggen. Dat bij de lutheranen de apostolische kerk is te vinden, daarover heeft onder hen weinig twijfel bestaan. Te zeker waren ze er immers van dat bij uitstek in hun midden het ware evangelie, dat van de rechtvaardiging door het geloof alleen, werd verkondigd. En de gereformeerden waren (alweer!) ook hier nog uitgesprokener. In Haarlem staat nog altijd op de toegangspoort van de voormalige (hervormde) Janskerk (nu het gemeentearchief) met grote letters: ‘De kerk die hier staat opgericht is tot de dienst van God gesticht. Nu wordt des Heren zuiver Woord daarin verkondigd en gehoord’. Over claimen gesproken! Misschien is zo’n houding onvermijdelijk. Maar ze is met de oorspronkelijke intentie van de Reformatie in strijd. Dat ‘wij’ ‘de ware, apostolische kerk’ zouden ‘zijn’, wordt in de reformatorische belijdenisgeschriften niet gezegd. Apostoliciteit geldt hier niet als vaste, gegarandeerde eigenschap van de (‘onze’) bestaande kerk, maar veeleer als iets dat aan de 28 Vgl. AC 95: ‘Luther himself rarely spoke of the “apostolic church”’. 29 Artikel 7 30 Zie de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=