Perspectief 2012-16

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 16, juni 2012 11 Homoseksualiteit “kan niet meer worden beschouwd als een ondeugd of als een ziekelijke neiging”. Hij onderscheidt duidelijk tussen de algemene levenswijze van deze koppels en de seksuele afwijkingen die door het Nieuwe Testament worden verworpen. 31 Hij pleit voor een mogelijke inzegening die verder gaat dan de individuele pastoraal. In de Kerken van de Hervorming wordt de polemiek over het erkennen van homoseksuele personen en koppels bepaald door de cultuur die het debat sterker beïnvloedt dan de theologische argumenten. Heftiger nog is de terugslag voor de toelating van deze personen en koppels tot een pastoraal ambt. Er wordt in het debat een zinvol argument aangevoerd dat echter een dreiging van scheiding tussen Kerken van éénzelfde traditie bevat: is de norm die is vastgelegd in Bijbelse teksten een tijdloze wet of kan erover worden gediscussieerd vanuit de inzichten die zijn gegroeid op medisch, wetenschappelijk en maatschappelijk vlak? Wat is de betekenis van de Bijbelse veroordeling? Waar is het Evangelie dat toch de leidraad is? Nog neteliger is de vraag van sommige koppels naar een ritueel voor uit de echt geschei- denen. Er bestaan liturgieën en in sommige landen, zoals Duitsland en Zwitserland, werden initiatieven genomen die als een afsluiting kunnen worden gezien van een lange begeleiding van personen die uit elkaar willen gaan en die publiekelijk wederzijds aan elkaar de vrede willen schenken. Ook al choqueert, ja zelfs schandaliseert deze idee op het theologische vlak, toch kan men op het pastorale en therapeutische vlak begrip opbrengen voor dergelijke rituelen als vormen van rouwverwerking en afscheid, getekend door vergiffenis en de vraag om Gods steun op de gescheiden wegen. 32 Nochtans lijkt me het therapeutisch effect voor de kinderen van deze koppels erg twijfelachtig. Dergelijke ceremonies onderstrepen nog dramatischer de scheiding van hun ouders. Meer nog, dergelijke projecten gaan in tegen de theologie van de Kerken en dreigen deze te misbruiken. Het is daarentegen wel essentieel om in de individuele pastoraal met deze vragen rekening te houden. De slotvraag luidt: zal deze pastorale en fundamenteel theologische inzet niet aanzienlijk worden veranderd door een grondige evolutie, namelijk door het steeds groeiende ‘gemengd-zijn’ van de koppels: interreligieuze koppels, interculturele en meertalige koppels of koppels waar één van de of zelfs beide partners ongelovig zijn? De koppels waarvan de partners beide christen zijn zullen binnenkort zelfs een minderheid vormen. Een koppel van twee overtuigde gelovigen is nu al een minderheid. Vandaar de noodzaak om niet te denken in termen van concurrentie tussen onze Kerken maar van samenwerking, opdat het christendom in de toekomst geloofwaardig zou zijn. Gemeenschappelijk stappen zetten op theologisch en pastoraal vlak zal ons beter in staat stellen om verder te gaan en vooruitgang te maken in de richting van een samen gedragen getuigenis over de zin van het christelijk huwelijk en er een open ruimte voor een christelijke spiritualiteit te bieden. 31 Bürki, blz. 75. Zie ook de Zwitserse studie Qui a peur des homosexuelles?, waarin de argumenten en de verschillende kwesties worden geanalyseerd, onder meer het begrip ‘inzegening’ en de vraag of het in het geval van een koppel van hetzelfde geslacht kan gaan om een ‘huwelijk’. Isabelle Graesslé (e.a), Qui a peur des homosexuelles? Evaluation et discussion des prises de position des Eglises protestantes de Suisse . Genève, Labor et Fides, 2001 32 Hierover heb ik meer in detail geschreven in het artikel La ritualisation du mariage dans les Eglises de la Réforme: un langage pour dire la rencontre de l’amour humain et divin. In: Elisabeth Parmentier (e.a.), La Maison-Dieu nr. 228, 2001/4, blz. 95-119

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=