Perspectief 2011-14

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 14, december 2011 9 Een rijke oogst , stimulans voor de praktische oecumene? lezing gehouden tijdens de studiedag van de Katholieke Vereniging voor Oecumene op vrijdag 4 november 2011 door Rob van Uden 1. Motivatie Waarom heeft de Vereniging mij gevraagd om dit onderwerp voor u te bespreken? Omdat de Vereniging graag zou zien dat dit boek een plaats krijgt aan de basis, in parochies en gemeenten, waar oecumene concreet moet worden, waar oecumene moet worden geleefd. De Vereniging heeft mij gevraagd, omdat ik één van die mensen ben die het werk aan de basis moeten doen. 1.1. Teleurstelling Maar waarom heb ik 'ja' gezegd? Ik kijk om mij heen in de stad Breda en ik zie dat de oecumene het niet gemakkelijk heeft. Ik zie bijvoorbeeld hoe de Rooms-katholieke Kerk uit het Oecumenisch Stadspastoraat en het Oecumenisch Studentenpastoraat stapte stapte. Het is me nooit helemaal helder geworden waarom dit moest gebeuren, maar het had een ontmoedigend effect op mij en op anderen die zich voor de oecumene inzetten. Ook de eucharistische gastvrijheid, tot voor kort in een aantal parochies gepraktiseerd, mag niet langer plaatsvinden. In mijn eigen parochie hebben de problemen rond eucharistie en avondmaal geleid tot een fors conflict, dat onze broeders en zusters van de Protestantse Kerk in Nederland woedend maakt en frustreert. Niet alleen in de PKN, maar ook in de eigen achterban is teleurstelling en onbegrip. Mensen laten het hoofd hangen en ik hoor zeggen dat alles wat in de afgelopen decennia is opgebouwd, teniet wordt gedaan. Ik hoor zelfs een collega zeggen: ‘We gaan terug naar de tijd van vóór Vaticanum II’ en, zoals prof. dr. Adelbert Denaux zo prachtig in de inleiding op het boek van Kasper zegt, sommigen gewagen zelfs van een 'oecumenische winter'. Het eerste dat het boek van Kasper me laat zien is: wanneer je de oecumene wilt dienen, moet je vooral niet, zoals de profeet Jona, je verantwoordelijkheden ontvluchten en de andere kant op rennen. En je moet ook niet, zoals Jona, zwelgen in je eigen gelijk, mopperen op het ongelijk van een ander, neerzitten en mopperen in de schaduw van een ricinusboom (Jona 4). 1.2. Verantwoordelijkheid Waarom heb ik 'ja' gezegd? Vanwege het Woord van de Heer: ‘Bemoedigt, bemoedigt mijn volk’ (Jesaja 40). Als we in een 'oecumenische winter' zitten is dat een reden om extra oplettend uit te zien naar de lente, om ‘een weg aan te leggen in de woestijn, een rechte baan in dor land’, om de mensen die ik op mijn weg tegenkom te wijzen op hoopvolle initiatieven ter plekke, om te wijzen op de nieuwe religieuze groepen, die het geloof delen en die de oecumene omzetten in een dagelijkse praktijk. Ik zie het als mijn opdracht om te wijzen op de dialoogcommissies die keer op keer worden gestart en die steeds opnieuw stappen zetten om de oecumene verder te ontwikkelen. Ik kijk naar de lindebomen in mijn tuin. Ze hebben hun laatste bladeren verloren en de vergankelijkheid ligt geel, bruin en dor op de grond. Maar dan kijk ik nauwkeuriger naar de lindebomen die al jaren herfststormen en strenge winters hebben doorstaan. Overal aan de kale takken zie ik de knoppen. En ik weet dat over een paar maanden de nieuwe bladeren uitschieten. De lindebloesem zal in de takken komen en ze zullen vrucht dragen. Ja, wellicht is er op dit moment sprake van een 'oecumenische winter', maar misschien worden de knoppen van de nieuwe lente op ditzelfde moment gevormd en wij..., we merken het nog niet (vgl. Matteus 24, 32).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=