Perspectief 2011-14

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 14, december 2011 32 interessant, naar aanleiding van de opmerkingen van drs. Schuil, vanuit dit oogpunt het tweede hoofdstuk van het boek opnieuw te lezen. Taylor bespreekt in zijn studie hoe Ivan Illich, uitgaande van de parabel van de Barmhartige Samaritaan, duidelijk maakt dat in de solidariteit die door de Samaritaan aan de hulpbehoevende wordt bewezen de klassieke grenzen van ras- of familieverbanden worden doorbroken ten voordele van het stichten van een universele verbondenheid. Daarbij komt de Samaritaan niet tot zijn solidair gedrag door een individuele keuze die zou worden gemotiveerd vanuit de eigen persoon, maar door de uitnodiging c.q. uitdaging die van de gewonde joodse man aan de kant van de weg uitgaat. De asymmetrische relatie die tussen hen beiden bestaat incarneert een bepaalde gezagsverhouding: de gewonde joodse man heeft in zijn kwetsbaarheid een gezag over de Samaritaan die op zijn beurt, in alle vrijheid, bereid is dit gezag te aanvaarden. Op deze wijze komt de verbondenheid tussen beiden tot stand. Taylor belijdt dat het hier gaat om de incarnatie van Gods liefde. Met andere woorden: omdat God mens werd is het ook mogelijk voor mensen om voor elkaar medemens te worden en deel uit te maken van het ‘agapè-netwerk’ dat het ultieme perspectief voor de hele mensheid is. ‘Excarnatie’ echter betekent dat we precies de andere kant uitgaan en dat mensen worden vervreemd van dit uiteindelijke perspectief van zuster- en broederschap. Het is dus een kwestie van objectivering tegengaan om ruimte te geven aan het relationele. Objectivering vindt trouwens ook plaats waar we systemen van waarden en normen opzetten en bureaucratische structuren creëren om deze uit te dragen. Niet dat er iets mis is met ‘waarden en normen’. Men moet zich er echter van bewust blijven dat ook waarden en normen als een soort van fetisj kunnen gaan functioneren waarbij opnieuw de objectivering de overhand krijgt en de relaties tussen mensen als eigenlijke bron van verbondenheid uit het zicht verdwijnen. Als ik betoog dat de kerk niet op de eerste plaats een ‘producent van waarden en normen’ is, noch een instrument dat kan worden ingezet voor het oplossen van problemen van maatschappelijke desintegratie, dan heeft een en ander daarmee te maken. Niet dat de kerk niet aanspreekbaar zou zijn op ethische en maatschappelijke problematiek, maar haar ‘geheim’ ligt verder en dieper. Haar geheim is Gods menswording en de zelfgave van God voor het heil van de mensen. Daarin wordt duidelijk hoe Gods liefde alle waarden en normen en elk systeem overtreft. Daaruit te leven schept verbondenheid. Als het om de vraag gaat hoe ideële organisaties met hun ‘identiteit’ dienen om te gaan lijkt mij hier een belangrijke bron te worden aangegeven. De bureaucratisering van deze organisaties moet wellicht als een gevaar worden gezien voor de realisatie van hun belangrijkste doelstelling: de verbondenheid tussen mensen te bevorderen. De visie op de oud-katholieke missie Het is een bekend feit dat het bij 90% van alle toetredingen in alle kerken gaat om gelovigen die uit een andere kerk komen en die om een of andere reden wensen te verlaten. Oneerbiedig wordt dit fenomeen ook wel ‘ recycling of christians ’ genoemd. Het lijkt me daarbij echter niet echt om een negatief gegeven te gaan. Als christenen zelf het initiatief nemen om op zoek te gaan naar een plekje in de grote christenheid dat hun geloof ten goede komt, dan gaat dit zoeken uit van een positieve motivatie. We moeten daarom alle kerken, of liever ‘confessies’, ook niet zomaar tegenover elkaar zetten als concurrerende instanties, maar eerder hun complementariteit benadrukken. Dat ook de Oud-katholieke Kerk een groot aantal toetredingen mag tellen is dus op de eerste plaats een verheugend feit. Daarbij wil ik opmerken dat het ook gaat om gelovigen die zich in de kerk, waar ze vandaan komen, eerder tot de rand moesten worden gerekend. Dat dan precies onze kerk erin slaagt hen tot een actieve deelname aan de christelijke gemeenschap te bewegen, vind ik een opsteker. Het is inderdaad zo dat het feit dat meer dan de helft van de leden van de Oud- katholieke Kerk uit andere kerken afkomstig is, die kerk tot een zeer specifiek, en ook wel bijzonder, verschijnsel in het oecumenische landschap maakt. We zijn er dan ook eerder trots op. Daar is ook reden voor, want blijkbaar is het oud-katholieke ideaal in staat christenen van zeer verschillende confessionele oorsprong bij elkaar te brengen. Het lijkt me

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=