Perspectief 2011-14

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 14, december 2011 3 Welk jaargetijde is het in de oecumene? kanttekeningen bij Walter Kasper’s ‘Een rijke oogst. De vruchten van de oecumenische dialoog’ door Marius van Leeuwen In Een rijke oogst 1 zijn de uitkomsten van vier van de dialogen, waarin de Rooms-katholieke Kerk zich in de laatste veertig jaar begaf, geïnventariseerd. Het betreft de gesprekken met de lutherse, gereformeerde en anglicaanse kerkfamilies, waarvan het bestaan teruggaat op 16 de -eeuwse conflicten binnen de Kerk, en de methodistische, in de 18 de eeuw begonnen als beweging vanuit de anglicaanse kerk. Die dialogen kwamen eind jaren ’60, begin jaren ’70 van de vorige eeuw op gang, ingevolge het oecumenedecreet van het Tweede Vaticaans Concilie. De ‘rijke oogst’ betreft dus de vruchten van veertig jaar oecumenische arbeid volgens een specifiek model: dat van de bilaterale ontmoeting. Daarbij hoeft geen rekening te worden gehouden met heel het spectrum van mogelijke christelijke benaderingen, maar telkens slechts met de specifieke invalshoek van één gesprekspartner. Die inperking maakt een oecumenische dialoog overzichtelijk en vergroot de kans op succes. Maar hebben al die oecumenische zoektochten werkelijk iets opgeleverd? Waren er gezamenlijke noemers in die dialogen? Na veertig jaar (mooi Bijbels aantal) was het zaak de balans op te maken. Waar hebben de oecumenische pelgrimages ons - de Rooms-katholieke Kerk, want vanuit dat gezichtspunt schrijven kardinaal Kasper en zijn team - gebracht? Hoe ver is het met de oecumene, in het bijzonder die tussen de katholieke kerk en deze protestantse tradities? En hoe gaat het verder? Ik heb, als oecumenisch ingesteld protestant, dit overzicht met veel interesse en vaak met plezier gelezen. Het sterkte me in de overtuiging dat er in de laatste halve eeuw oecumenisch grote stappen vooruit zijn gezet. Het doel, een zichtbare eenheid van de kerken, is nog niet bereikt, maar men is wel opgeschoten in die richting. Eeuwenoude controverses zijn overwonnen. De dialoogpartners zijn over en weer tot een nieuwe kijk op elkaar gekomen. Kardinaal Kasper heeft gelijk wanneer hij in de inleiding schrijft dat je, als je dat alles overziet, moeilijk van een ‘oecumenische winter’ kunt spreken. 2 Maar in welk jaargetij zitten we, oecumenisch gezien, dan wél? Ik ben vrij optimistisch van aard, maar ik zie toch ook, lezend in Een rijke oogst , obstakels op het verdere traject. Tegenover veel dat positief stemt, staat het een en ander dat doet vermoeden dat in elk geval de ‘oecumenische zomer’ nog ver weg is. Ik vind kortom veel winstpunten in deze bestandopname, maar ook enkele moeilijke punten, die de voortgang van de oecumene in gevaar kunnen brengen. Laat ik met het positieve beginnen. Winst Een groot pluspunt is natuurlijk dat men in elk van de dialogen niet de eeuwenoude, altijd weer herhaalde verschillen vooropstelde, maar uitging van wat men gemeenschappelijk had. Dat vond men in het gezamenlijk beleden geloof in de Drie-ene God en in Jezus Christus als Heer en Redder. Over die fundamenten zijn we het, zo wordt regelmatig herhaald, in hoge mate eens. Dat is het uitgangspunt van waaruit men verder werkt – zoals het blijkens basisformule en preambule het uitgangspunt is van de Wereldraad van Kerken en de Raad van Kerken in Nederland. Een bevestiging van dat gedeelde geloof is de doop. We zijn ons er, zo lezen we, als christenen afkomstig uit verschillende tradities, beter van bewust geworden dat we ook de doop gemeenschappelijk hebben en dat we daardoor toebehoren aan de éne Heer. We zijn broeders en zusters die op dit wezenlijke punt al één zijn: dat moet ‘een stevige basis zijn om wat ons verdeelt te boven te komen’. 3 1 Walter Kasper, Een rijke oogst. De vruchten van de oecumenische dialoog. Abdij van Berne / Katholieke Vereniging voor Oecumene, 2011 2 Ibidem, blz. 17 3 Ibidem, blz. 34

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=