Perspectief 2011-13

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 13, september2011 5 mag initiëren van receptie van wat we hebben bereikt en meer dialogen over resterende vragen mag bevorderen.’ In deze teksten is soms duidelijk voor wie het boek is bestemd, soms blijft dat meer impliciet. Globaal kan men twee doelstellingen onderscheiden. Ze betreffen ook onderscheiden doelgroepen. Dat is in de eerste plaats het opmaken van de balans. Het gaat erom resultaten niet te vergeten, wat nog moet worden gedaan voor ogen te hebben en studie en gesprek daarover te bevorderen. Deze boodschap is bestemd voor de Rooms-katholieke Kerk en voor haar oecumenische partners. Bedoeling is in de tweede plaats het initiëren van receptie en erkenning van de resultaten in de Rooms-katholieke Kerk. Hier is deze Kerk de uitdrukkelijke geadresseerde. Enkele kanttekeningen kunnen de reikwijdte van deze doelstellingen scherper in het vizier brengen. 2.1. Waarom is het nodig de balans op te maken? Kardinaal Kasper bespreekt deze vraag in het begin van de inleiding (nr. 1). Onder de noemer van ‘snelle veranderingen in de oecumenische scène’ wijst hij op drie opvallende factoren. Er is in de eerste plaats ‘soberheid’ gekomen op de plaats van het aanvankelijke enthousiasme. Verder zijn er vragen en twijfels gerezen over de gehanteerde methode, de bereikte resultaten en de toekomst van de dialogen. Ten slotte wijst hij op een generatiewisseling. Een nieuwe generatie, ‘vooral leken’, neemt het over en legt andere accenten. Kardinaal Kasper had ook op de groeiende complexiteit van het oecumenisch weefsel tussen de kerken kunnen wijzen, zoals blijkt uit het feit dat de partners van de Rooms-katholieke Kerk ook onderling akkoorden sluiten en afspraken maken. Kaspers inschatting klopt mijns inziens wel. De vragen over de geschiktheid van de methode hebben op de eerste plaats betrekking op het feit dat de dialoog over de leer te weinig verband heeft met de praktijk van het kerkelijk leven waarin christenen elkaar ontmoeten. Ze slaan verder op de toenemende complexiteit van de termen waarmee vormen van overeenstemming of convergentie worden aangeduid. En ze betreffen het feit dat bespreking van de vragen die op de agenda staan, te zeer een onderonsje lijkt van deskundigen en kerkleiders. Ze blijven als gevolg daarvan in de top van de kerken hangen en krijgen geen betekenis voor de rest van de geloofsgemeenschappen. Er doet zich daarom een intern probleem in betrokken gemeenschappen voor. Het heeft te maken met communicatie en verwerking van wat er in de oecumenische contacten wordt bereikt. Dat probleem wordt samengenomen in de termen ‘receptie’ en ‘erkenning’. Ook Kaspers opmerking over de generatiewisseling zet tot denken aan. De oudere generatie oecumenisch betrokkenen had haar hart liggen bij eenheid en was geneigd verschillen te relativeren. De nieuwe generatie koestert eerder het verschil en mist met haar postmoderne inslag nog al eens affiniteit met de samenhang in de geschiedenis van de kerken met elkaar. Het is te merken aan de invloed van neo-orthodoxie in een jongere generatie gelovigen en priesters. Daarnaast kan worden gewezen op het initiatief van verschillende nieuwe kerkelijke bewegingen, zoals Focolare, Charismatisch Vernieuwing en de Gemeenschap ‘Chemin neuf’, die met alle respect voor de verschillen en voor de pijn van de breuk tussen de kerken, primair in het samen leven zoeken naar praktijken en spirituele wegen van gezamenlijk christen zijn. 2.2. Een rooms-katholiek project Harvesting the Fruits is een katholieke balans aan oecumenische resultaten en bespreekpunten. Naar ordening, formulering en begrippenkader heeft het boek dan ook een katholiek profiel. Het is daar duidelijk over. Het project ‘is gegrond in de katholieke opvatting

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=