Perspectief 2011-13

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 13, september2011 32 De vraag die vaak wordt gesteld, mede in de context van de oecumenische dialogen, is welke dimensie van de Kerk prioriteit heeft. Men dient deze prioriteitskwestie te bekijken met behulp van een eschatologische en pneumatologische ecclesiologie. Deze aanpak wijst niet een exclusieve prioriteit toe aan hetzij de lokale hetzij de universele Kerk, maar suggereert een gelijktijdigheid van beide. Beide zijn van essentieel belang. Enerzijds heeft in Gods algemeen heilsplan het universele een absolute prioriteit boven het lokale. Christus kwam immers om de verstrooide kinderen van God te verzamelen; en op Pinksteren werd de Geest van God uitgestort over alle vlees (vgl. Hand. 2, 17). God schiep de Kerk in het kader van een universele verzoening en eenheid. De Pinksterervaring en het woord en de genade van Christus hebben een voortdurende en universele relevantie. Het Evangelie van de verlossing is gericht tot de mensheid als een geheel, zonder uitzondering. In deze zin heeft het universele prioriteit en zal het dit altijd hebben (CLU, 22). Anderzijds begon de Kerk en kwam tot stand op een bepaalde plaats. "Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen samen in één plaats." (Hand. 2:1) Vanaf deze plaats begonnen de apostelen het Evangelie te prediken aan alle volken (vgl. Matt. 28, 19). In de concrete historische situatie van de stichting van de kerk heeft het lokale prioriteit en zal het die bewaren tot de wederkomst van Christus, omdat het Evangelie telkens wordt gepredikt op een bepaalde plaats en de gelovigen ontvangen het doopsel en vieren de eucharistie op deze bepaalde plaats, ook al is dit altijd en noodzakelijk in gemeenschap met alle andere lokale kerken in de wereld. Er is geen plaatselijke kerk, die niet is gericht op het Evangelie, en niet in gemeenschap is met alle andere kerken (CLU, 23). Hoe men ook denkt over de kwestie van de prioriteit, feit is dat “alle dialogen beide dimensies van de Kerk bevestigen. Ze bevestigen dat een authentieke plaatselijke kerk erom vraagt in gemeenschap te zijn met andere plaatselijke kerken”, aldus W. Kasper. Inderdaad, de lokale kerk is ten volle kerk, maar ze is niet de hele Kerk. De lokale kerk kan dus nooit in isolement worden gezien, maar alleen steeds in een dynamische relatie met andere lokale kerken. Volgens W. Kasper bevestigen alle dialogen “dat er op plaatselijk en universeel niveau structuren nodig zijn om deze gemeenschap te bewaren en haar zichtbaar uitdrukking te geven” (blz. 111-112). Toenadering Ik denk dat er al een vrij grote eensgezindheid bestaat over de kerkelijke elementen die nodig zijn voor het realiseren van de zichtbare kerkelijke eenheid, zowel op lokaal als op universeel niveau. De Assemblees van New Dehli (1961) en Nairobi (1975) wijzen op de volgende elementen: het gemeenschappelijk belijden van het apostolische geloof, wederzijdse erkenning van de apostoliciteit en katholiciteit van de andere kerken en van elkaars leden, sacramenten en bedieningen of ambten; eucharistische gemeenschap, gemeenschap in het geestelijk leven en in de zending en de dienst in de wereld, en de toepassing van wederzijds fellowship , evenals in conciliaire ontmoetingen en beslissingen (CLU, 31). Maar als het erop aankomt deze structuren te omschrijven, of met andere woorden, de “canonieke uitdrukking van de communio ” (CLU, 41) te preciseren, komen er nogal wat verschillen aan bod. W. Kasper plaatst ze onder de noemer van ‘conciliaire structuren’ van de Kerk (blz. 113vv.). Voor de Lutheranen kan “de gestructureerde gestalte die voor volledige en bindende gemeenschap tussen de kerken nodig is I veelvormig en variabel zijn” en is ze niet beperkt tot de hiërarchische dimensie van de Kerk. De gereformeerden vinden het concept van de WRK in Nairobi, namelijk de idee van een ‘conciliaire gemeenschap’ van plaatselijke kerken, aantrekkelijk. Dit kan onder meer ambtelijke structuren insluiten, dat wil zeggen een vorm van toezicht ( episkopè ) op alle niveaus, lokaal, regionaal en universeel, maar voor het regionale en het universele niveau dient dit toezicht collegiaal te worden uitgeoefend. ARCIC beschrijft de plaatselijke en de universele dimensie

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=