Perspectief 2011-12

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 12, juni 2012 5 ze op… De sneeuw smelt… zomaar in de zon. Dit gebeurt niet op bevel of met een toverstokje, want de vervreemding die groeide, kwetste, etterde, verbitterde en in vaste structuren, regels en leerstukken werd georganiseerd, moet thans moeizaam door tegengestelde, helende historische ontwikkelingen worden gelicht worden. Waar het vertrouwen door een diep geworteld wantrouwen werd gebroken, moet het door vernieuwd vertrouwen worden hersteld. Ook dit is een langdurig en moeizaam proces. De convalescentie - de periode van herstel na ziekte (!) - en de nederige en eerlijke aanvaarding van de littekens, de beperkingen (handicaps) en het dieet maken onvermijdelijk deel uit van het genezingsproces en zullen ook daarna voelbaar blijven. Het zal nooit meer zijn zoals het was vóór de crisis. Dit wil het genezingsparadigma uitdrukken: het veronderstelt een existentiële, menselijke maar ook historische evolutie. Het is mensenwerk zoals de verdeeldheid dat was. De verzoening geschiedt vanaf het begin in een gemeenschappelijke horizon: de eerste oecumenisten waren reeds één, omdat ze één wilden zijn. Het gebeurde onderweg, binnen de éne ware kerk, die over de grenzen van eender welke ‘confessionele’, ook de Roomse, kerk reikt. Wanneer men de geldigheid van de doop aanvaardt, dijen de grenzen uit. De ‘grondslag’ en de fundamentele communio zijn reeds een werkelijkheid, die niet van kerkelijke wetten en grensafbakeningen afhangt. Als de paus samen met een Orthodoxe patriarch of de aartsbisschop van Canterbury zegent, getuigt dit van die bestaande eenheid. In de uitdrukking ‘volmaakte / onvolmaakte gemeenschap’ is het substantief ‘gemeenschap’ wezenlijker dan het bijgevoegde (adjectief) ‘onvolmaakt’. Maar het substantief ‘gemeenschap’ wordt dikwijls gevolgd door een ‘maar’. Het refrein, ‘maar nog onvolmaakt’, lijkt het voornaamste woord ‘gemeenschap’ weer op losse schroeven te zetten. Wat men eerst had geaffirmeerd, wordt blijkbaar ongedaan maakt. Die ‘gemeenschap’ is feitelijk maar een oneigenlijke communio . De ‘volle communio ’ wordt naar een verre toekomst geschoven, die bovendien een extern doel is: ‘wanneer het God zal behagen’. Zou dit betekenen dat God dit nu nog niet wenst?! Feitelijk is de gemeenschap geen uitwendig doel, een stad waar men naartoe reist! Integendeel, ze is de gewonde patiënt in het genezingsproces . Al doende leert men! Al genezend geneest men! ” In comunione concipiant comunionem – In een gemeenschappelijk leven realiseert men de gemeenschap." 3 Het proces zelf is het doel dat ondertussen een verdere groei en verdieping met nieuwe mogelijkheden beleeft, zonder ooit een definitieve voltooiing te kennen. Er zijn er wel rustpunten, ‘Emmaüs onderweg, maar geen eindpunt’, want dan zou de gemeenschappelijkheid paradoxalerwijze afsterven! De kerkelijke gemeenschap is niet enkel geschonken in de doop, maar leidt tot een levenspraxis: ‘liefde is een werkwoord’. Communio is dit ook. Goedkope en politiek correcte gelegenheidswoorden en treffend gemediatiseerde beelden drukken wel beleefde hartelijkheid uit, maar behoren bij nader toezien tot de ‘gewone administratie’ en courante hoffelijkheid. Vele documenten die de resultaten van de officiële en officieuze bilaterale dialogen samenvatten, worden wellicht met een dankwoordje aangenomen, maar nooit ernstig en competent bestudeerd en beantwoord. De beelden van feestelijke ontmoetingen tussen de paus of een bisschop met één of andere patriarch of metropoliet en de redevoeringen die er worden uitgesproken en die feitelijk zijn geconditioneerd door de omstandigheid, roepen dikwijls veel meer op dan ze feitelijk bedoelen en blijven daarom dubbelzinnig, maar wekken wel ijdele verwachtingen. Daardoor ontstaat een soms bittere spanning en kan men spreken van diplomatieke schijn. Wat betekent een hoog gespannen spreken over ‘broeders en zusters’ als men ze niet toelaat tot de eucharistie? Deze spanningen nodigen uit tot een scherpe reflectie in de kerken op de eigen houding tegenover de oecumenische beweging in een grondig veranderde situatie en de weerslag die ze heeft op het eigen kerkelijke leven. 3 Willem van St. Thierry, De Contemplando Deo , # 6, Sources Chrétiennes 61, bladz. 80, 49

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=