Perspectief 2011-12

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 12, juni 2012 13 Het is prachtig om Pinksteren mee te maken in de Syrische kerk en al helemaal in een oosters land. Ik herinner me nog goed dat ik Pinksteren ooit meemaakte op het patriarchaal seminarie van de Syrisch-orthodoxe Kerk in Ma`arat Seidneya. Dit stadje ligt vlakbij Damascus, de hoofdstad van de Arabische Republiek Syrië. Op de middag van pinksterzondag overgoten de seminaristen elkaar vanaf de zoveelste verdieping van het gebouw met bakken water, een soort volksgebruik dat onder de Syrisch-orthodoxen van het Midden-Oosten op Pinksteren een eerbiedwaardige traditie is. Het waterballet dat zich die middag voor mijn ogen afspeelde, vond plaats met veel jolijt en onder veel hilariteit. Het is met Pinksteren in het Midden-Oosten al tamelijk heet ’s middags en je droogt dus ook weer in een mum van tijd op. Elkaar kwistig met water overgieten… Er zit in dit ogenschijnlijk simpele volksvermaak een rijkdom aan prachtige symboliek. Het is de blijdschap van Pinksteren, allereerst. De pinksterboodschap gaat als een vuurtje rond en werkt aanstekelijk. Vuur is een symbool van de heilige Geest. Maar water ook. Leest u er al die teksten in het Oude en Nieuwe Testament maar op na: water is symbool van Gods Geest. Het vloeiende water dus! En het stroomde die middag met bakken over de hoofden van de studenten heen! Pretentieloze pinkstervreugde. En dan, op het einde van die week: ‘Gouden Vrijdag’… Ik was op die vrijdag ook aanwezig bij de eucharistie in de ochtend, een viering met de ingetogen plechtigheid die de Syrisch- orthodoxe traditie eigen is. Eerst werd het verhaal uit Handelingen voorgelezen, dat toen - en op elke vrijdag na Pinksteren - de tekst is van het epistel. Eens gingen Petrus en Johannes op de gebedstijd - het negende uur - naar de tempel. Nu was er een man, al vanaf de moederschoot verlamd, die elke dag daarheen werd gedragen en bij de tempelingang, die de Schone heet, werd neergezet om een aalmoes te vragen aan de mensen die de tempel ingingen. Toen hij Petrus en Johannes zag, die juist de tempel wilden binnengaan, vroeg hij om een aalmoes. Petrus keek hem doordringend aan, evenals Johannes, en zei: ‘Kijk ons eens aan!’ Hij hield het oog op hen gericht, in de veronderstelling iets van hen te krijgen. Maar Petrus zei: ‘Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb, dat geef ik u: in naam van Jezus Christus de Nazoreeër, kom overeind en loop.’ Hij pakte hem bij zijn rechterhand en hielp hem overeind. Meteen kwam er kracht in zijn voeten en enkels; met een sprong ging hij staan en hij liep en hij ging met hen de tempel binnen, lopend en springend en God prijzend. 19 Petrus zegt aan de ingang van de tempel tegen een lamme bedelaar dat hij geen goud of zilver heeft, maar wel iets beters. Dit mooie verhaal geeft deze dag een eigen, feestelijke, als het ware ‘gouden’ kleur. Vandaar zijn naam ‘Gouden Vrijdag’. Het is een zeer oude naam. Al sinds de 6 e eeuw wordt in de Syrische kerken op de vrijdag na Pinksteren het epistel van Handelingen 3 gelezen. ‘Gouden Vrijdag’ schijnt te zijn ontstaan in Mesopotamië, het gebied tussen de Eufraat en de Tigris, wat nu Zuid-oost-Turkije, Oost-Syrië en Irak is. Al gauw moet deze bijzondere vrijdag zijn overgewaaid naar de westelijker gelegen christelijke stad Antiochië, het huidige Antakya in Zuid-Turkije, maar toen de hoofdstad van het oude Syrië. 19 Handelingen 3, 1-8, Willibrordvertaling 1995

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=