Perspectief 2010-9

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 9, september 2010 4 door hun kerken waren misleid. Tegen deze opstelling kwamen de missieleiders van de Anglicaanse Kerk in het geweer die de high church of Anglo-Catholic positie innamen. Bestaande kerken moeten worden gerespecteerd, zeiden zij. Anders zouden de Anglicanen weigeren aan de conferentie deel te nemen. Missie betekende getuigen naar niet-christenen, niet naar andere christenen. Dit is niet de plaats om in te gaan op de lange onderhandelingen die nodig waren om te komen tot een overeenkomst die zowel de high church vertegenwoordigers als de meer evangelische zendingsgenootschappen tevreden stelde. Het resulteerde in de uitsluiting van Latijns-Amerika op de agenda van Edinburgh 1910. De kwestie van het proselitisme, dat is het getuigenis aan christenen uit andere kerken, heeft oecumenische christenen sindsdien danig bezig gehouden. We willen God dus danken voor het succes in de missie. Maar dat is niet het hele verhaal. We kunnen de zaken ook anders bekijken. In 1910 vormden christenen 34% van de wereldbevolking. Dat percentage is gezakt naar 33% vandaag. Het christendom beslaat dus nog steeds een derde van de wereldbevolking. Gedurende de afgelopen eeuw heeft de kerkgroei gelijke tred gehouden met de bevolkingsgroei. De nieuwe Atlas laat zien dat het aantal christenen sneller is gegroeid dan de bevolking in geheel Afrika, behalve in Noord- Afrika, en in geheel Azië behalve in West-Azië. Kerkgroei was gelijk aan de bevolkingsgroei in het grootste deel van Oceanië (met de positieve uitzondering van Melanesië), in Latijns- Amerika en in Oost-Europa. De bevolkingsgroei oversteeg de kerkgroei in de rest van Europa en Noord-Amerika. We beseffen tevens dat zelfs waar kerken kwantitatief groeien ze niet noodzakelijkerwijs groeien in trouw. 2. Er is dus nog een tweede reden voor de samenkomst in Edinburgh. Dat is om te pauzeren, terug te kijken en God en medemensen om vergeving te vragen voor wat er allemaal is misgegaan in de zending in de afgelopen honderd jaar. Daarmee bedoelen we: omissies, wangedrag, antigetuigenis, gebrek aan geloofwaardigheid en andere, nog zwaardere zonden van christenen en kerken. Reeds in 1910 zette bisschop Azariah uit India vraagtekens bij de praktijken van missionarissen met de volgende woorden: “De officiële relatie tussen de zendeling en de Indiase werker, die momenteel over het algemeen overheerst, is die van een meester en een slaaf… de zendeling is de broodheer, de werker zijn dienaar. Zolang deze verhouding blijft bestaan, moeten we toegeven dat zelfrespect en individualiteit niet kunnen groeien in de Indiase kerk… Er kan nooit sprake zijn van echte vooruitgang tenzij de aspiraties van de inheemse kerk voor zelfbestuur en onafhankelijkheid worden geaccepteerd, aangemoedigd en op basis daarvan wordt gehandeld… De geliefde uitdrukkingen ‘ons geld’ en ‘ons bestuur’ moeten verdwijnen.” 3 Decennia lang bleef Azariah’s pleidooi onbeantwoord. De zending draagt een taaie erfenis met zich mee. Er is voldoende om op te biechten. De twee wereldoorlogen waren de uitkomst van de zogenaamde ‘christelijke’ beschaving waarvan men in 1910 dacht die te moeten overbrengen naar andere gebieden als model van het goede leven. Onderwijl werden kinderen seksueel misbruikt in scholen beheerd door kerkelijke denominaties, 3 Rev. V.S. Azariah, “The problem of co-operation between foreign and native workers” in: World Missionary Conference, 1910 . The History and Records of the Conference together with addresses delivered at the evening meetings. Edinburgh and London: Oliphant, Anderson and Ferrier, 1910, pp. 311- 313

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=