Perspectief 2010-8

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 8, juni 2010 4 Heer, dat trouw de sacramenten bedient die door Hem zijn ingesteld om onze zielen te redden: “een naar buiten toe zichtbare gemeenschap, waarvan de leden, onder een hiërarchisch gezag met aan het hoofd de paus, samen met hem een zichtbaar lichaam vormen, gericht op hetzelfde spirituele en bovennatuurlijke doel: de heiliging van zielen en hun eeuwig geluk” (Pietro Plazzini, s.v.v. ‘Church (Society)’ in Dictionary of Moral Theology, F. Roberti en P. Palazzini (red), oorspronkelijk uitgegeven in 1957). Maar wat in deze omschrijving totaal wordt gemist, is een werkelijke uitleg hoe de natuur, het karakter en zelfs de bestuursstructuur van de Kerk zijn gegrondvest in en worden gevormd door de natuur van God en Gods incarnatie in de geschiedenis. Een theologisch verstaan van de Kerk zou deze verbinding tot stand moeten brengen.Een opvallend kenmerk van het recente boek Harvesting the fruits dat is uitgegeven door de Pauselijk Raad ter bevordering van de Eenheid van de Christenen, op naam van onze zeer geliefde en gerespecteerde vriend Walter Kasper, is de integrale verbinding tussen hetgeen gezegd is over de natuur van God en over de Kerk, haar zending en haar dienstwerk. Alle dialogen zijn, naar het schijnt, diep beïnvloed door de nieuwe stijl in de ecclesiologie, die geworteld is in Vaticanum II en in het werk van Willebrands en zijn collega’s; en het is het waard hier te vermelden dat deze nieuwe stijl parallellen vertoont met andere oecumenische dialogen, met name het Anglicaans–Orthodoxe document over ‘De Kerk van de Drie-ene God’ . Globaal ziet het plaatje er als volgt uit. God is in eeuwigheid een leven in drievoudige gemeenschap; en indien mensen dus met God moeten worden verzoend en moeten worden hersteld in de hoedanigheid waarvoor ze zijn geschapen, dan moeten ze in dat ’leven in gemeenschap’ worden opgenomen. De incarnatie van Gods Zoon herschept in mensen de mogelijkheid van een kindschapsrelatie met de Vader, staande op de plaats van Christus en zijn gebed biddend; en alleen de heilige Geest, die de gehele menselijke identiteit van het vleesgeworden Woord bezielt en aanstuurt, kan die kindschapsrelatie in ons scheppen. Hersteld worden in een leven met God betekent opgenomen worden in Jezus Christus door de Geest; maar omdat de gave van de Geest de wederzijdse angst en vijandschap en het in zichzelf opsluiten van mensen tegenover elkaar wegneemt, is het onverbrekelijk en noodzakelijk ook een gave van wederzijdse menselijke gemeenschap. Het sacramentele leven en de gemeenschapsregels van de Kerk zijn er om dit dubbele aspect van gemeenschap, met de Vader en met alle gelovigen, te dienen en daarvan te getuigen. Om maar één van de talloze formuleringen te noemen, waarnaar in Harvesting the fruits wordt verwezen, in dit geval de Luthers–Katholieke Verklaring over ‘Kerk en Rechtvaardiging’ uit 1993: “Overeenkomstig het getuigenis van het Nieuwe Testament zijn onze redding, de rechtvaardiging van zondaars en het bestaan van de Kerk onlosmakelijk verbonden met de Drie-ene God en alleen in Hem gefundeerd”. Er is derhalve een duidelijke verbindingslijn tussen fundamentele leerstellingen en verklaringen – de geloofsbelijdenissen met betrekking tot de Drie-eenheid en de Incarnatie – en kwesties die betrekking hebben op de vorm en de zending van de Kerk. De eerste zijn leidend voor de laatste; de laatste hebben alleen betekenis tegen de achtergrond van de eerste. Maar wat zijn de gevolgen daarvan voor ons voortgaande oecumenische engagement? In het nu volgende zal ik enkele mogelijke lijnen voor verder onderzoek voorstellen. Maar ook wil ik een uitdaging formuleren ten aanzien van enkele ontwikkelingen, voorbij de grens van het huidige denken; trends die ons zouden kunnen aanmoedigen om onze verwachtingen van de oecumenische dialoog naar beneden bij te stellen, gelet op het evidente gebrek aan vooruitgang ten aanzien van institutionele en organisatorische eenheid. Ik doe dit in de hoop dat – als we de mate erkennen waarmee Willebrands’ erfenis in de ecclesiologie heeft gezegevierd in de dialogen - dit ons thans aanzet tot nieuwe inzichten en mogelijkheden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=