Perspectief 2010-7

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 7, maart 2010 6 O VERZICHT VAN DE DIALOOG TUSSEN DE O UD - KATHOLIEKE EN R OOMS - KATHOLIEKE K ERK We gedenken dit jaar dat vierhonderd en vijftig jaar geleden de Noord Nederlandse kerkprovincie werd gesticht, de gemeenschappelijke bodem waarop Oud- katholieken en Rooms-katholieken staan. Maar met een verschil. De eersten zijn ervan overtuigd dat deze kerkprovincie ononderbroken is blijven bestaan door de Reformatie heen. De tweeden menen dat dit niet het geval is: er was een breuk die eerst in 1853 werd hersteld. Dat besef van continuïteit was er ook de oorzaak van, dat de twee groepen begin 18 e eeuw uit elkaar gingen. De mannen van de Clerezy, voorvaderen van de Oud- katholieken wensten geen van boven af, vanuit Rome dus, opgelegde bisschop te aanvaarden. Ook waren ze andere inzichten dan de pausgezinde regulieren toegedaan over de theologische en spirituele koers van de Kerk op weg naar de moderne tijd. Ze waren spiritueel, kerkrechtelijk en theologisch de beweging van het zogenaamde Jansenisme toegedaan, een beweging die door Rome werd veroordeeld. Met de keuze van een eigen bisschop kwam ongewild de breuk, een breuk die men met een vorm van behoud, waarvoor men stond, trachtte te helen. Daarbij trok men het primaatschap van de bisschop van Rome niet in twijfel, al kon men niet aan de Romeinse voorwaarde voldoen voor het gezag te buigen door in te stemmen met genoemde veroordelingen. Men hield vast aan de eigen rechten. Lange tijd was er weinig verschil tussen beide groepen. Men groeide pas goed uit elkaar in de 19 e eeuw. De Rooms-katholieke Kerk ging een eigen, nieuwe koers door de centrale versterking van het pauselijk gezag. Dat liep uit op de dogmatisering ervan tijdens het Eerste Vaticaans Concilie in 1870. Tegen de weg daarnaar toe en tegen de uiteindelijke beslissing rees verzet onder Duitstalige katholieken. Men zag in de Vaticaanse besluiten een illegitieme vernieuwing van de ‘oude’ Kerk. Om die trouw te blijven riep men eigen noodbisdommen in het leven dankzij de hulp van de Utrechtse Bisschoppen der Clerezy. Maar deze Oud- katholieke beweging was, ondanks het vasthouden aan oude structuren, wel vernieuwingen toegedaan, zoals het invoeren van de moedertaal, de inrichting van synodes en de opheffing van het verplichte priestercelibaat. Nu groeiden de Oud-katholieke Kerk en Rooms- katholieke Kerk wel zichtbaar uit elkaar en vormden een eigen identiteit. Maar met behoud van episcopale structuren en sacramenteel leven bleef men ten diepste aan elkaar verwant. En die verwantschap kwam weer aan het licht aan het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Het Tweede Vaticaans Concilie bracht in de relatieve beslotenheid van de Rooms-katholieke Kerk een openheid teweeg die de onderlinge verwantschap aan het licht bracht. In het licht van die herkenning begon in Nederland een informele groep van Rooms- katholieke en Oud-katholieke theologen en kerkhistorici een gesprek, waarin ze in een “uitzuivering van de historische herinnering” aantoonden hoe na beide Kerken elkaar stonden. En dat riep de vraag op om dit nader uit de doeken te doen en zo mogelijk tot een nieuwe kerkelijke gemeenschap te komen. Toen dan ook in november 1966 in het kader van die “uitzuivering van de herinnering” de historische hinderpalen om open met elkaar het gesprek aan te gaan waren weggenomen, ontstonden niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland en Zwitserland, dialooggroepen. Iedere groep werkte zelfstandig en op eigen wijze. Wel consulteerden zowel de Oud-katholieke als de Rooms-katholieke gesprekspartners met enige regelmaat elkaar. Maar zoals gezegd: men meende dat men op grond van de reeds geconstateerde grote verwantschap tot een regeling moest komen om een vorm van nieuwe Prof. dr. Jan Visser (1931) is Oud- katholiek priester en emeritus hoogleraar voor oude katholieke kerkstructuur aan de Universiteit van Utrecht

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=