Perspectief 2010-7

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 7, maart 2010 4 In het bijzonder wil ik ook het werk van de Katholieke Vereniging voor Oecumene vermelden, die, in de aanloop naar de dialoog, in 1997 het initiatief nam voor een theologische commissie die de relatie tussen onze beide kerken bestudeerde. Dat leidde tot het advies dat het bestuur van de Vereniging in 2004 uitbracht aan de beide episcopaten onder de titel ‘Het gezamenlijk erfgoed in vreugde delen’. Met het mede organiseren van deze bijeenkomst, continueert de Vereniging haar commitment aan de Rooms-katholieke - Oud-katholieke relatie. We zijn er de Vereniging in de persoon van algemeen secretaris Geert van Dartel bijzonder erkentelijk voor. Het is mij een genoegen u allen te mogen verwelkomen in deze voormalige schuilkerk. Toen professor Joseph Lescrauwaet, zowel als oecumenicus als als hulpbisschop van het rooms- katholieke bisdom Haarlem, de voorganger van mgr. Jan van Burghsteden, in 1973 hier was voor een Rooms-katholieke - Oud-katholieke conferentie beschreef hij de indruk die hij in deze ruimte opdeed als volgt: “Het gemeenschappelijk verleden van alle katholieken in ons land drong zich op, en bijzonder de gemeenschappelijke geloofsstrijd sinds de Reformatie. Want al is dit achter de huizen verdoken kerkgebouw niet meer in gebruik, de plaats en het interieur doen een Rooms-katholieke Amsterdammer vanzelf denken aan ‘Ons lieve Heer op Solder’ en het Begijnhof. Hij herkent de naar binnen gekeerde en tevens kleurrijke vroomheid van weleer. Hij waardeert ook de door de Oud-katholieken gekoesterde eerbied voor de geloofstrouw in het verleden. De instemmende herkenning verhindert echter niet, dat hij zich afvraagt of juist een katholieke geloofsbeleving in onze tijd niet belangrijk meer vraagt dan deze twee genoemde uitingen.” In deze ruimte ervaart men inderdaad dat we bij elkaar horen. Terecht stelt het dialoogdocument dat het in de relatie Rooms-katholiek - Oud-katholiek om een interne katholieke familieruzie gaat. De tijd van ruzie maken is echter gelukkig voorbij en we zijn zover dat we oprecht en diepgaand naar elkaar kunnen luisteren. In dit jaar, waarin de 450 e verjaardag van de Utrechtse kerkprovincie werd gevierd, mogen we bijzonder blij zijn dat we dit document met elkaar kunnen bespreken. Het ontgint de weg naar het hervinden van de eenheid die eigenlijk nooit had moeten worden verbroken. Daarvan zijn Oud-katholieken zich altijd erg bewust geweest en dat straalde hun vroomheid en hun trouw aan het verleden juist uit. Maar vraagt een katholieke geloofsbeleving in onze tijd niet meer dan vroomheid en trouw aan het verleden, vroeg mgr. Lescrauwaet zich dus af. Dat vraagt het zeker, zou ik nu antwoorden, en ik zou eraan toevoegen dat ook Oud-katholieken zich daarvan bewust geworden zijn. In de tachtiger jaren is niet alleen deze kapel gerestaureerd en de aangrenzende kathedraal helemaal onder handen genomen. In diezelfde jaren is onze Kerk zich ook meer bewust geworden van de grote verwachtingen die ten aanzien van haar worden gekoesterd. Mijn directe voorganger, aartsbisschop Antonius Jan Glazemaker, was zich van de oecumenische roeping van de Oud-katholieke Kerk zeer bewust. Zeer terecht werd hij destijds door paus Johannes Paulus II uitgenodigd om op een bijzondere wijze te participeren in de oecumenische dienst, die ter gelegenheid van het Jubeljaar in januari 2000 in de kerk van Sint Paulus buiten de Muren in Rome werd georganiseerd. Bij die gelegenheid werden door, toen nog bisschop, Walter Kasper en hemzelf de plannen voor de dialoog gesmeed waarvan we vandaag het resultaat mogen begroeten. Ik hoop dat u doorheen het document en zijn voorgeschiedenis ook iets van de gedrevenheid zal kunnen aanvoelen, die Oud-katholieken ondertussen hebben ontwikkeld. Het is een gedrevenheid voor een Katholieke Kerk die als vanzelf een oecumenische uitstraling heeft omdat ze vanzelf- sprekend een antwoord is op de uitdagingen die onze tijd stelt aan de verkondiging van het evangelie. Het is bekend dat de Rooms-katholieke Kerk, zowel internationaal als hier ten lande, voor haar vitaliteit mede rekent op de inbreng van de zogenaamde ‘nieuwe bewegingen’. Ze worden beschouwd als inhoudelijke bronnen voor een vernieuwde katholieke identiteit en

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=