Perspectief 2009-5

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, Jrg. 2, nr.5, september 2009 23 Ontstaansgeschiedenis Op verzoek van de hellenistische vorst van Egypte, Ptolemaeus II Philadelphus (285 - 246 v.Chr.), en met toestemming van de hogepriester Eleazaros te Jeruzalem zouden 72 oudsten - of 70, vandaar de Latijnse naam septuaginta - zich onafhankelijk van elkaar op het eiland Pharos voor de kust Alexandrië aan het vertalen van de heilige joodse geschriften hebben gezet. Het resultaat van alle versies was volledig identiek. Het is een mooie legende. 1 Onder de naam Septuagint(a) gaat deze oudste Griekse bijbelvertaling doorgaans door het leven. De suggestie dat het hierbij om één uniforme vertaling gaat, is echter ook een mythe. Er zijn van de tekst verschillende versies, soms van hele bijbelboeken. De samenstellers van NETS twijfelden dan ook of ze hun vertaling wel onder de naam Septuagint moesten uitgeven, maar het ingeburgerd karakter van deze naam voor de oudste Griekse vertaling van het Oude Testament trok hen over de streep. Wat voorbij legende en mythevorming wél waar is, is dat in de 3 e eeuw v.Chr. in Alexandrië (Egypte) de „Vijf Boeken van Mozes‟ (Tora oftewel Pentateuch) vanuit het oorspronkelijke Hebreeuws in het Grieks werden vertaald. Dit was nodig. In het hellenistische Egypte woonden veel joden, met name in de toenmalige hoofdstad Alexandrië. Ze waren in belangrijke mate Griekstalig geworden en begrepen het Hebreeuws van hun Bijbel niet meer. Ook in de 2 e en 1 e eeuw v.Chr. hebben meerdere vertalers op verschillende locaties buiten Alexandrië boeken van de Septuagint vertaald. Die vertalingen variëren, soms zelfs in één boek, van zeer letterlijk tot tamelijk vrij. In feite omvat het corpus van de Septuagint drie soorten teksten: 1. boeken van de Hebreeuwse Bijbel; 2. boeken die oorspronkelijk in het Hebreeuws waren geschreven, maar niet in de Hebreeuwse bijbelcanon werden opgenomen en dan ook in de Hebreeuwse grondtekst meestal voor het nageslacht verloren zijn gegaan, maar later soms gedeeltelijk zijn terug- gevonden, zoals Ben Sira, de Hebreeuwse Jezus Sirach, en 3. rechtstreeks in het Grieks geschreven boeken. De uit het Hebreeuws vertaalde Septuagint wijkt om verschillende redenen af van de ons bekende masoretische (gevocaliseerde) tekst. 2 De voornaamste zijn, dat de toenmalige Griekstalige joodse vertalers een andere tekstversie voor zich hadden 3 , dat ze slechts beschikten over een ongevocaliseerde tekst, zodat bepaalde passages voor meerdere lezingen – en dus vertalingen - vatbaar waren, en dat ze soms - in een vrije vertaling - Hebreeuwse concepten overzetten in meer Griekse begrippen. 4 1 Alledrie de uitgaven verwijzen in enigerlei vorm naar de legendarische ontstaansgeschiedenis van de Septuagint: NEST (blz. xiii) en SAAS  (blz. xv) zeer kort, LXX.D relatief uitgebreid (blz. 1503-1507). De legende vinden we met name in de zogeheten Brief van (pseudo-)Aristeas (2 e eeuw v.Chr.). Een Nederlandse vertaling van deze brief, met uitleg, is te vinden in: De oorsprong van de Griekse bijbel: de brief van Aristeas over het ontstaan van de Septuagint , ingeleid, vertaald [uit het Grieks] en toegelicht door Thalien M. de Wit-Tak, Christelijke bronnen 7, Kok, Kampen 1995 2 De ontwikkeling van de huidige Hebreeuwse tekst van het Oude Testament is grofweg als volgt verlopen: een al enkele eeuwen gangbare Hebreeuwse bijbelcanon wordt omstreeks 100 n.Chr. definitief vastgesteld. De joodse masoreten („overleveraars‟) leggen tussen 700 en 1000 de gevocaliseerde tekst van de Tenach vast, zoals we die met name terugvinden in de Codex Aleppo (925) en de Codex Petropolitanus (voorheen: Leningradensis, 1008), de basishandschriften voor hedendaagse wetenschappelijke uitgaven van de Hebreeuwse Bijbel. 3 Deze wordt wel als de „proto-masoretische‟ tekst aangeduid. 4 Zie LXX.D, blz. xix, zonder dat jammer genoeg op die plaats een voorbeeld worde gegeven. Een belangrijk voorbeeld van een haast onzichtbare maar belangrijke verschuiving lijkt me Ex 3, 14, van het Hebreeuws éhyéh ašer éhyéh , „Ik ben die Ik ben‟, naar de Septuagint Egó eimi ho Ôn , „Ik ben de Zijnde‟, met andere woorden van een dynamische Godsaanduiding naar een ontologische. De oudtestamenticus P. Beentjes heeft dergelijke verschuivingen prachtig beschreven voor een tekst die dan wel niet in de Hebreeuwse canon is gekomen, maar oorspronkelijk wel door Ben Sira (Jesus Sirach) in die taal was geschreven en later door zijn kleinzoon in het Grieks werd vertaald. In die laatste versie kennen we het canonieke boek Ecclesiasticus in de katholieke en orthodoxe bijbel. Zie: P. Beentjes, De wijsheid van Jesus Sirach: een vergeten Joods geschrift . Damon, Budel

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=