Perspectief 2009-5

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, Jrg. 2, nr.5, september 2009 16 De betekenis van abdijen voor de oecumene In de Week voor de Eenheid in 2004 vestigde een kleine groep Benedictijnen zich in Rostrevor (Noord Ierland) met de intentie om door een gemeenschapsleven van gebed, bekering van hart en gastvrijheid een oecumenische bron van eenheid te zijn in dit gebied met een verscheurde christenheid. Allereerst door daar gewoon hun leven te leiden, zonder met bijzondere acties naar buiten te treden. Monniken en monialen hebben inderdaad een bijzondere opdracht in dienst van de eenheid van de christenen. Kardinaal Walter Kasper wijst er in zijn „Handboek voor de spirituele oecumene‟ op dat de monastieke spiritualiteit een belangrijke brug is geworden tussen christenen in Oost en West. Maar wat is monastieke spiritualiteit? Is het in de kern niet het tot wasdom doen komen van de doopgenade, van datgene waartoe iedere christen is geroepen? “Monastieke gemeenschappen hebben als roeping God te zoeken in een gemeenschapsleven gecen- treerd rond gebed, offer en dienstbaarheid” 1 Dat is in wezen toch de roeping van elke gedoopte? De monastieke geloften zijn middelen om deze weg met meer zekerheid te gaan. Vaticanum II heeft dan ook gesteld dat “het beschouwende leven behoort tot de volheid van de aanwezigheid van de kerk” 2 . Maar de gelovigen van de Westerse traditie zullen het accent in het religieuze leven toch gemakkelijk leggen bij apostolische activiteiten als onderwijs, ziel- en ziekenzorg. Actieve religieuzen leven dichter bij de mensen, hun inzet op het gebied van onderwijs en zorg voor bijzondere noden wordt algemeen gewaardeerd, terwijl het meer verborgen leven van monniken en monialen dikwijls minder goed wordt begrepen en in de belevingswereld van gelovigen in de traditie van het Westen verder van hen afstaat. Christenen van de Oosterse traditie zijn veel meer vertrouwd met het monnikendom. In zijn apostolische brief Orientale Lumen uit 1995 heeft paus Johannes Paulus II buitengewoon mooi de plaats van het monnikendom in het Oosten belicht en de waarde van het kloosterleven als brug tussen Oost en West aangegeven. “In het Oosten werd het monnikenwezen niet enkel maar beschouwd als een aparte levens- staat die bij een bepaalde categorie christenen hoort, maar eerder als een referentiepunt voor alle gedoopten, overeenkomstig de gaven die ieder van de Heer had ontvangen; het werd beschouwd als een symbolische synthese van wat christen-zijn is.” “Het klooster is de profetische plaats waarin de schepping tot lof van God wordt, en het concreet beleefde liefdesgebod het ideaal wordt van het samenleven van mensen; daar is de mens onbelemmerd en ongehinderd op zoek naar God, en wordt hij zo tot iemand aan wie allen zich kunnen spiegelen, en die hen in zijn hart draagt en helpt bij het zoeken naar God.” 1 Kardinaal W. Kasper, Een handboek voor de spirituele oecumene. SRKK Utrecht 2006, nummer 50, blz. 63 2 Ad Gentes . Decreet over de missie-activiteit van de Kerk d.d. 7 december 1965, nummer 18 Br. Gerard Mathijsen (* Weert1937) begon zijn leven als monnik in 1958 in de Sint- Paulusabdij in Oosterhout. Na zijn theologische vorming (Tilburg) studeerde hij van 1967 tot 1970 te Rome Oosterse kerkelijke wetenschappen, terwijl hij aan de Vaticaanse bibliotheek de bibliothecariscursus volgde. In Oosterhout was hij bibliothecaris en prior. Vanaf 1981 is hij belast met het bestuur van de Sint- Adelbertabdij in Egmond.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=