Perspectief 2009-3

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 3, maart 2009 20 aangezien hij de metafoor van de huishouding weet te verzoenen met die van het lichaam, die domineert in de eerste brieven van Paulus. Paulus’ theologie over de diversiteit van de gaven die de eenheid van het ene lichaam dienen, treedt zowel in 1 Korintiërs als in Romeinen op de voorgrond. In de Efeziërsbrief, en elders, sluit het dicht aan bij de theologie van de Geest: “… één lichaam (sôma) en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, één heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. … En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd (oikodomèn), totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: Christus. Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.” (Ef 4, 4-7; 11-16; NBV) Hier kunnen we vluchtig een belangrijke overgang waarnemen: van de metafoor van het ene lichaam, bezield door de Geest, doorheen de ontwikkeling van de idee van Christus als hoofd van het Lichaam, naar de idee van de huishouding (-genoten) van God, met Christus als hoofd van de huisgenoten. We kunnen het begin van de overgang bekijken vanuit een charismatische of een institutionele ecclesiologie. In de brief aan de Efeziërs keert Paulus herhaaldelijk terug naar de visie van de oecumenische eenheid, maar hij laat de vraag open of we eenheid moeten verstaan als een charismatische of als een institutionele verzoening. Dit is een fundamentele – en essentieel paulinische – kwestie waar de oecumenische beweging nog altijd mee kampt. 2. De zorg van Paulus voor de eenheid De zorg van Paulus voor de eenheid komt het meest expliciet aan bod in 1 Korintiërs. De tekst waarover we beschikken is een ietwat verwarrende weergave van zijn verhouding met een in partijen verdeelde jonge kerk: “De een zegt: Ik ben van Paulus, een ander: ik van Apollos, een derde: ik van Kefas, en een vierde: ik van Christus”(1 Kor 1, 12). Het is Paulus’ taak om eenheid te brengen en hij doet dit door hen te herinneren aan de manier waarop hij predikte over “Jezus Christus – en die gekruisigd” (1 Kor 2, 2). Er zijn sommige disciplinaire kwesties die dringend op orde moeten worden gezet. Daarom werkt hij een theologische basis uit voor de eenheid binnen de kerk van Korinte. In de andere paulinische geschriften is het niet duidelijk welke centrale plaats hij aan de eucharistie geeft, maar wat hij hier over de eucharistie zegt, is van vitaal belang. Paulus is bezorgd voor de eenheid in de eucharistie en voor de eenheid van het lichaam (dat is de kerk): “Geeft niet de beker der zegening die wij zegenen, gemeenschap (koinônia) met het bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij, hoewel met velen, één lichaam, want allen hebben wij deel aan dat ene brood.” (1 Kor 10, 16-17; WV)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=