Perspectief 2008-1

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, Jrg. 1, nr.1, juni 2008 10 fundamenten mogen niet afgebroken of veranderd worden, daar ze niet het resultaat zijn van privé inspanningen van de apostel, maar het werk van Jezus Christus zelf. Zo komt de inhoud van de apostolische verkonding opnieuw in het vizier: in alles gaat het om Jezus Christus, de Heer die gekruisigd werd en opgewekt. De eenmaligheid van het paulijnse apostolaat is ook historisch daardoor bepaald, dat de apostel – samen met anderen – tot de grote stichterfiguur van de Kerk is geworden. Christologisch wordt deze uniciteit bemiddeld door Paulus’ roeping tot apostel door de verrezen Heer. Dat alles sluit echter niet uit, dat de apostel het wezenlijke heeft verricht als eerste in een rij – gericht op opvolging (Sukzession). Daartoe behoren bijvoorbeeld zijn zending, zijn verkondiging, zijn leer, het wekken van charismata, het stichten van gemeenten, het dopen en het breken van het brood, het vermanen en troosten, het bidden en de uitleg van de Schrift, de christelijke opvoeding, maar ook de leiding van de gemeenten. Aan de hand van 1 Kor 3, 5-11 wordt duidelijk dat Paulus het onder andere als zijn taak als apostel heeft gezien de voor de opbouw van de kerk noodzakelijke taken niet alleen aan zichzelf voor te behouden, maar ze ook aan anderen toe te vertrouwen. Voor hem staat voorop dat hij zijn gemeenten net na hun stichting al zodanig uitrust, dat ze ook zonder de aanwezigheid van hun apostel kunnen leven (vgl. 1 Kor. 10,15; 11,13; Fil. 1,9vv; 4,15; 1 Tess. 1,4v; 2,1v.5.11; 5,21). Op deze manier brengt 1 Kor. 3, 5-11 een belangrijk oer-paulijns argument in in de oecumenisch-theologisch betekenisvolle discussie over de verhouding tussen de dienst van de apostel en de ontwikkeling van het kerkelijke ambt in de na-apostolische tijd. Immers, zo weinig als Paulus de bijzondere aard en de eenmaligheid van zijn apostolische dienst buiten beschouwing laat, zo zeer legt hij de nadruk op de ‘Erstmaligkeit’, het aspect van de eerste keer. En dat houdt, voor de toekomst van de Kerk, de noodzaak in van de voortzetting van zijn “inspanningen” (vgl. 1 Kor. 15,10). De fundamentele betekenis van het door Paulus aan de hand van zijn eigen levensgeschiedenis (h)erkende apostolaat ligt in de zending door de opgestane Gekruisigde om wereldwijd het Evangelie te verkondigen - een verkondiging die door geloof te wekken leidt tot de stichting van de kerk. Deze betekenis is van kwalitatief andere aard dan die van het kerkelijke ambt dat voortbouwt op het apostolische fundament. Maar toch hoort volgens 1 Kor. 3,5vv tot de apostolische arbeid de opdracht om in de plaatselijke gemeenten continue de opbouw van de gemeenschap te bevorderen – zelfs over de grenzen van de eigen tijd heen. Daarom is het de apostel Paulus zelf die in de reflectie op de wortels van zijn apostolische dienst nieuwe horizonten opent, die vanuit de wortels van zijn zending aan de gedachte van apostolische successie ruim baan geeft.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=