Samengeroepen om vredestichters te zijn

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XIV Nu roept het belijden van historische en collectieve schuld tal van theologische vragen op. Eén daarvan is, vanuit welk gelovig perspectief de schuld beleden wordt. Het is belangrijk hier te signaleren dat in het belijden van schuld niet per se een morele superioriteit van de contemporaine Kerk ten opzichte van de Kerk van het verleden spreekt. Er is wel sprake van voortschrijdend inzicht, maar niet van de idee dat de Kerk met dit schuld belijden per se volledig verlost is van de macht van de oude zonde in haar eigen midden. Want wie schuld belijdt in een dialoog met de erfgenamen van de degenen aan wie het kwaad werd berokkend, maakt zich afhankelijk van vergeving. Schuld belijden is, zo bezien, tevens een vraag om een begin van verlossing van het kwaad dat de Kerk bij wijze van contrapassum aankleeft sinds het kwaad werd begaan.1 Schuld belijden voor het geweld dat de ander werd aangedaan, betekent vragen om een nieuwe relatie, en dit stelt de erfgenamen van de slachtoffers in een 1 Contrapassum drukt het boemerang-effect van de zonde op de zondaar uit. De straf voor de zonde is niet geheel extern aan de zonde, maar ze ligt reeds in de zonde zelf besloten. In de Heilige Schrift treft men dit mechanisme onder andere aan in het verhaal van Jefta (Richteren 11 en 12), en in de wijsheidsliteratuur (bijv. Spreuken 26:27: Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in). In de na Bijbelse literatuur is het op onovertroffen wijze verhaald in de Divina Commedia van Dante, met name in de Hel (V:39). De mens die zondigt raakt in zichzelf besloten en wordt geconfronteerd met de radicale onvervulbaarheid van zondig begeren, of juist met de permanente en eendimensionale en uitsluitende vervulling daarvan. De zondaar lijdt aldus aan de eigen zonde. Vergeving van zonden is daarom een dr iedimensionaal verschijnsel : ze betreft de verbondsrelatie met God, de ander jegens wie men zondigt, en de eigen persoon die in de macht van de zonde is geraakt, met name in het contrapassum-effect. Uit deze zelfbeslotenheid van de contrapassum kan volgens de chr istelijke traditie de mens alleen van buitenaf – krachtens goddelijke genade – verlost worden. De noodzaak hiertoe is aangeduid door Paulus (Rom. 7:19); hij karakter iseert het verlies van self-control in de ger ichtheid op het goede. Ook in de toepassing op geweld (violence) dat men uitoefent, betekent dit, dat een persoon, zich tegen degene keert die het uitoefent. Dit betreft dus een vorm van moral distress avant la lettre: alleen komt het geweld in dit geval niet (alleen) van buitenaf.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=