Oecumenisch Directorium

HOOFDSTUK III 59 noodzakelijke deskundigheid, religieuze vorming en oecumenische geest beschikken. Er kan zelfs gedacht worden aan ontmoetingen met studenten van andere kerken en kerkelijke gemeenschappen.98 Maar er zijn zo grote onderlinge verschillen tussen de vormingsinstituten dat uniforme regels niet te geven zijn. In de werkelijkheid zijn er immers verschil lende nuances die samenhangen met de verscheidenheid van landen en streken en de verscheidenheid in betrekkingen tussen de r.-k. kerk en de andere kerken en kerkelijke gemeenschappen op het gebied van ecclesiologie, samenwerking en dialoog. Ook hier zijn geleidelijkheid en aanpassing een belangrijk en onmisbaar vereiste. De oversten moeten zich laten leiden door de algemene beginselen en die aanpassen aan de bijzondere omstandigheden en gelegenheden. 2. NIET-GEWIJDE BEDIENAREN EN MEDEWERKERS A. VORMING OP LEERSTELLIG GEBIED 83. Om mede te arbeiden in het pastorale werk zijn er naast de gewijde ambtsdragers andere erkende medewerkers; katechisten, docenten, pastoraal werkers. Voor hun opleiding zijn er in de plaatselijke kerken instituten voor godsdienstwetenschappen, pastorale scholen en andere nascholings- en vormingscentra opgericht. Daarvoor zijn dezelfde studieprogramma's en normen van toepassing als voor de theologische instituten, maar aangepast aan het niveau van de deelnemers en van hun studies. 84. Meer in het bijzonder is het, met eerbiediging van de rechtmatige verscheidenheid in charisma's en eigen werken van kloosters, instituten van gewijd leven en sociëteiten van apostolisch leven, bijzonder belangrijk dat "alle instellingen deelnemen aan het leven van de kerk, en haar ondernemingen en plannen" op allerlei gebied, het oecumenisch gebied daarbij inbegrepen, 98 Zie verder, nr. 192-194.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=