Orde van dienst
12
(gemeente gaat staan)
Zingen
Gezang 338c
(Liedboek)
Hallelu, Halleluja
Lezing van het Evangelie
Johannes 4:4-30; 39-42
Gesprek met een Samaritaanse vrouw
4
Daarvoor moest hij door Samaria heen.
5
Zo kwam hij bij de Samaritaanse
stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven
had,
6
waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de
bron zitten; het was rond het middaguur.
7
Toen kwam er een Samaritaanse
vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’
8
Zijn
leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen.
9
De vrouw
antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers
een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.
10
Jezus
zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water
vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.’
11
‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt
u dan levend water vandaan halen?
12
U kunt toch niet meer dan Jakob, onze
voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en
ook zijn zonen en zijn vee.’
13
‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst
krijgen,’ zei Jezus,
14
‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit
meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit
water opwelt dat eeuwig leven geeft.’
15
‘Geef mij dat water, heer,’ zei de