Perspectief 2018-40

2018-40 Teksten oecumenisch symposium ‘De Brexit van Willibrord’ De Engelse wortels van Willibrord in de vroegmiddeleeuwse herinnering 23 Reag eer 2. Hucbald De volgende vroegmiddeleeuwse auteur die melding maakte van Willibrords achtergrond was Hucbald van Saint-Amand. Hucbald schreef een nieuwe versie van een eerdere bio- grafie van Lebuinus, die in de achtste eeuw als zendeling actief was in de lage landen en daarmee dus in het voetspoor van Willibrord trad. Ook was Lebuinus net als Willibrord in Ripon grootgebracht. Willibrord werd in de eerdere versie van de biografie van Lebuinus wel genoemd, maar Hucbald vulde de informatie over Willibrord in zijn versie aan met citaten uit Beda en Alcuinus. Onder andere voegde hij toe dat Willibrord “van het Engelse volk uit Brittannië kwam” – een gegeven dat zijn anonieme voorloper niet had benoemd. Omdat de anonieme auteur van het eerdere werk deze overeenkomst tussen Willibrord en Lebuinus niet noemde, lijkt het onwaarschijnlijk dat de gelijkenis tussen de twee zen- delingen de enige reden was voor Hucbalds interesse in Willibrords achtergrond. Wat kan dan verder hebben bijgedragen aan Hucbalds bijzondere interesse in de Engelse wortels van Willibrord? Net als bij Alcuinus lijken ook hier politieke ontwikkelingen een rol ge- speeld te hebben. Ook al is het is onbekend wanneer precies Hucbald zijn herziening van de vita Lebuini ondernam, we weten dat het werk voor zijn overlijden in 930 af was – maar misschien niet al te lang daarvoor: laten we dus zeggen rond 925. Dat was een periode waarin de contacten tussen Engeland en vasteland enorm opbloeiden. In 924 was namelijk in Engeland koning Æthelstan aan de macht gekomen, en hij liet in zijn hof een frisse, kosmopolitische wind waaien. Hij onderhield goede contacten met ker- ken en kloosters op het vaste land. Bij hem aan het hof vonden ook verschillende geestelijken uit de lage landen een plek. En naast kerkelijke en monastieke netwerken bouwde hij ook aan adellijke netwerken: Æthelstans halfzussen trouwden bijna allemaal met edellieden op het vasteland. In Vlaanderen, waar het klooster van Saint-Amand lag, heerste ondertussen sinds 918 graaf Arnulf I – van zijn moeders kant een kleinzoon van de Engelse koning Alfred en dus een neef van Æthelstan. Ook Arnulf had belang bij goede contacten met zijn buren aan de andere kant van het kanaal – onder andere omdat ze samen sterker stonden tegen de steeds brutalere Vikingen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=