Jaargang 68 Nummer 3

JAARGANG 68 NUMMER 3 JUN-JUL-AUG 2021

POKROF 2021 • 3 Pokrof 2 Redactie: Paul Baars (hoofdredacteur), Dolf Bruinsma, Geert van Dartel, Leo van Leijsen (redactiesecretaris), Johan Meijer, Nick Pouls, Katja Tolstaja, Iglika Vassileva-van der Heiden, Huub Vogelaar. Administratie en redactiesecretariaat: Pokrof, Emmaplein 19D, 5211VZ ’s-Hertogenbosch, tel: 073-7370026, e-mail: secretariaat@oecumene.nl, website: http://www.oecumene.nl/Publicaties/Pokrof De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun bijdragen en geven niet de mening van de redactie weer. De redactie is verantwoordelijk voor titels en tussenkopjes alsook voor foto’s en hun onderschriften. Voor mogelijke onjuistheden in aankondigingen van liturgievieringen en evenementen kan de redactie niet aansprakelijk worden gesteld. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden reacties in te korten of niet te plaatsen. Opzeggingen dienen vóór 1 december in ‘s-Hertogenbosch te geschieden, anders wordt men verondersteld abonnee te blijven. De abonnementsprijs is €22,50 voor Nederland, voor het buitenland €27,50, giro IBAN: NL 61 INGB 0005679145 (BIC: INGBNL2A) t.n.v. Tijdschrift Pokrof, ’s-Hertogenbosch. Opmaak: VANDARTEL, Oss. Drukwerk: Laumé Mediapartners. VAN DE REDACTIE Pokrof verschijnt vijfmaal per jaar en is een uitgave van de Katholieke Vereniging voor Oecumene Athanasius en Willibrord We beginnen deze Pokrof met de inheemse Orthodoxe Kerk in Alaska. Daarna vervolgen wij met de geloofsverkondigers Cyrillus en Methodius in Midden-Europa. De priester Pavel Florenskij was een belangrijk orthodox denker die werd geëxecuteerd door de Sovjetautoriteiten. In de meditatie is er sprake van de stem van het geweten, uit een preek van vader Pavel Adelgeim. In het volgende artikel komt pater Jan Kaandorp aan het woord over zijn werk in het verleden op het Griekse eiland Kos. In het artikel ‘Vooruitblik’ kijken we naar de pas verkozen patriarch Porfirije van de Servisch-orthodoxe Kerk. In de rubriek ‘Byzantijnse liturgie’ tenslotte wordt ingegaan op de vraag ‘Zitten, staan en knielen, wanneer moet dat?’. Veel leesplezier met deze Pokrof, Leo van Leijsen, redactiesecretaris De illustraties op de omslag: Voorzijde: Kerk van de H. Nikolaas in Poltevo Balasjicha, een buitenwijk van Moskou. Nieuw kerkje tegen de achtergrond van enorme moderne flats, typisch voor de situatie nu van de Orthodoxe Kerk in Rusland. Achterzijde: Hedendaagse muurschilderingen en iconostase in de Nikolaaskerk in Balasjicha, van de hand van de icoonschilder Philip Davidov (Foto’s: Archief Ph. Davidov). 3 De inheemse Orthodoxe Kerk in Alaska – Huub Vogelaar 7 Cyrillus enMethodius – Leo van Leijsen 10 Homo liturgus – Dolf Bruinsma 13 Meditatie: De Stem van het geweten – v. Pavel Adelgeim 15 Kos. Toeristen en orthodoxie – Jan Kaandorp 19 Vooruitblik. Servisch-orthodox patriarch Porfirije – Nick Pouls 21 Korte berichten 23 Byzantijnse Liturgie XXXVI: Zitten, staan en knielen – Johan Meijer Pavel Florenskij (als jongeman) over wie het artikel gaat.

Pokrof 3 Het ontstaan van de inheemse Orthodoxe Kerk in Alaska (deel 3) In een eerste bijdrage heb ik stilgestaan bij de markante figuur van lekenmonnik Herman van Alaska die als missionaris vanuit Rusland het orthodoxe geloof introduceerde in het toen nog onafhankelijke schiereiland Alaska (zie Pokrof 2020/4). In een tweede bijdrage gaf ik aandacht aan de verdere creatie van een ‘Russische’ kerk aldaar en de inculturatie ervan in sjamanistisch gebied tot ongeveer de periode van de overdracht van Alaska van Rusland aan de toenmalige USA in 1867 (zie Pokrof 2021/2). In deze laatste bijdrage beschrijf ik enkele latere ontwikkelingen in deze kleine inheemse Orthodoxe Kerk. Nieuwe kapers op de kust: De tweede kolonisatie van Alaska en de tweede missioneringsgolf Na de Overdracht aan de USA in 1867 keerden de meeste Russen terug naar Rusland. Met het nieuwe Amerikaanse protestantse bestuur kwamen activistische presbyteriaanse zendelingen mee. Zij probeerden de in hun ogen heidense inheemse bewoners te bekeren en te beschaven want wat zij aan culturen en riten aantroffen was in hun ogen ‘afgoderij’. Met deze assimilatiepolitiek moesten ceremoniële kunstwerken, rituelen, sjamanen, totempalen en geweven dekens verbrand worden of verdwijnen. Een protestantse aversie tegenover beelden heeft hierin zeker meegespeeld. Op school en in de kerk mocht voortaan alleen nog Engels gesproken worden, inheemse talen waren ‘gebrabbel’. Ook de potlatch, een belangrijk sociaal ceremonieel evenement van stammen, families en clans, werd verboden. (Nu zijn de potlatchs in ere hersteld en priesters van protestantse, katholieke of orthodoxe huize zijn aanwezig). De meertalige orthodoxe kerken met hun ‘eigenaardige riten’ vielen onder het hetzelfde oordeel van bijgeloof. Hoewel de Orthodoxe Kerk zich naar vermogen verweerde zat ze in de verdediging. De Euro-Amerikaanse nieuwkomers die na 1867 in groten getale binnenkwamen brachten economische en sociale veranderingen met zich mee. Ondertussen was de zoektocht naar goud (gold rush) in Alaska begonnen. Het Amerikaanse leger maakte een einde aan oorlogen tussen inheemse stammen en het houden van slaven onder de Tlingit-bevolking. Toch ontkwam de orthodoxe Sint Michielskathedraal van Sitka niet aan plundering door soldaten. De autochtone bewoners bekeken goed bij welke partij ze het meest baat konden hebben, de oude Russische of de nieuwe Amerikaanse. Voor grote groepen traditionele Tlingit was de keuze tussen de ‘nieuwe’ vorm van christendom en educatie die hun eigen cultuur ontkende en de ‘oude’ vorm die eigen cultuur en onderwijs bekrachtigde uiteindelijk niet moeilijk. Ze kozen de laatste. Op het einde van de 19e eeuw lieten honderden Tlingit zich orthodox-christelijk dopen. Apartheid in Sitka Een van de stimulerende priesters daarbij was Vladimir Donskoi, eenmodern opgeleide priester met oog voor een multiculturele aanpak. Gelovigen van de Sint-Nikolaasparochie in Valdez (Alaska) na de liturgie op 28 februari 2021. De parochie kent ‘lekendiensten’. Het komt voor dat het twee jaar geleden is dat er een priester langs kwam voor de sacramenten (Foto: Theologisch Seminarie St Herman, Kodiak).

Pokrof 4 Van 1886-1895 werkte Donskoi in Sitka. Toen hij met zijn gezin het lege bisschopshuis betrok, zou hij verzucht hebben: ‘Gelukkig hebben ze nog enkele stoelen laten staan’. Hij gaf veel aandacht aan de inheemse Tlingit en was actief met huisbezoek wat door de Tlingit als teken van respect werd ervaren. Volgens antropoloog Sergei Kan is respect bij de Tinglit een cruciale attitude. Lang hadden ze zich stug verzet tegen het orthodoxe geloof, al voor de “gouden eeuw” van Veniaminov. Vladimir Donskoi doopte vrij snel grote aantallen Tlingit wat leidde tot spanningen in zijn parochie bij een deel van de creolen die zich achtergesteld voelden. Zij wensten een afgezonderde vooraanstaande plek in de kerk en een eigen apart gedeelte op het kerkhof. Priester Donskoi keerde zich tegen dit apartheidsdenken binnen zijn parochie en zo bleef de orthodoxe parochie onverdeeld in tegenstelling tot de presbyteriaanse kerken die aparte kerken voor inheemsen en blanken oprichtten. Niet lang daarna waren de meeste (veelal traditionele) Tlingit gedoopt en overgegaan tot het orthodoxe geloof, een kleiner deel werd protestants. De pas gedoopte Tlingit stamleiders vroegen wel als ‘tegenprestatie’ om grote iconen. Afnemende spanningen en bouw van nieuwe kerken De spanningen tussen protestanten en orthodoxen namen vanaf 1906 af na een correspondentie tussen de protestantse leider dominee Sheldon Jackson en de orthodoxe bisschop Tichon (die in 1917 patriarch van de Russische Orthodoxe kerk zou worden). Toch keert deze clash nog regelmatig terug in orthodoxe publicaties en een Russisch-orthodoxe website noemt de tijd na 1867 ‘een overval door katholieke en protestantse sektarische groepen’. De orthodoxe parochiescholen waren inmiddels overgestapt op het Engels naast het Russisch (in Sitka al voor 1867), al is wel bekend dat het peil van het Russisch vrij laag was. Ten tijde van de overdracht in 1867 was het orthodoxe geloof al ruim honderd jaar een belangrijke culturele kracht in Alaska. Dat bleef zo ondanks meerdere periodes van interne verwaarlozing en slecht bestuur. Perioden van relatieve welvaart, zoals werkgelegenheid in de jacht op zeezoogdieren voor de waardevolle vachten (de tweede ‘fur rush’) in de tweede helft van de 19e eeuw, en in de visconservenindustrie rond de 19e-20e eeuwwisseling, werden door orthodoxe gelovigen benut omnieuwe kerken te bouwen. Hoe kon het orthodoxe geloof zich verder verspreiden over Alaska? Enkele verklaringen. De ‘Russische’ Orthodoxe Kerk in Alaska is een diep geworteld en uniek inheems instituut geworden door een proces van selectieve assimilatie. Factoren die hierin hebben meegespeeld zijn: het dopen van inheemse volken door de eerste orthodoxe lekenkolonisten uit Siberië, de vestiging van de kerk door bloedverwantschap (vermenging van de bevolking), de praktijk van het peetouderschap, het gebruik van inheemse talen in de liturgie, het aanstellen van inheemse priesters en de geïsoleerde ligging van inheemse dorpen. Maar er speelde meer zoals de krachtige steun van de eerste orthodoxe monniken (en later ook van priesters) voor de inheemse bevolking tegen hun uitbuiting door de Russisch Amerikaanse Compagnie (RAC), het wederzijds dragen van borsttekens respectievelijk amuletten of iconen en kruisen en vooral het betonen van respect voor de inheemse bevolking. Toch zijn volgens historicus en orthodox priester dr. Michael Oleksa uit Alaska deze verklaringen niet afdoende. Want waarom zouden mensen de religie aanhangen van nieuwkomers die eerst dodelijke westerse ziektes meebrachten en die daarna overstapten op brute uitbuiting? Een extra belemmerende factor is het patriarchale karakter van de Russische en orthodoxe cultuur, want Alaskaanse inheemse culturen zijn vaak matrilineair d.w.z. ze kennen banden met de voorouders langs vrouwelijke lijn. Een kerkelijke huwelijksinzegening kan dan ineens een obstakel vormen. Daarom zoekt priester Michael Oleksa zelf het Vader James Gust in Nanwalek gaat voor bij de huwelijkssluiting van zijn dochter op 15 februari 2021 (Foto: Theologisch Seminarie St Herman, Kodiak).

Pokrof 5 antwoord eerder in de verwantschap tussen de orthodoxe en inheemse visies op de kosmos. Hij is vanmening dat antropologen dit elementaire punt over het hoofd zien. Overlappende visies op de kosmos Er zijn vele definities van kosmologie, maar hier wil ik volstaan met de volgende: een perspectief op de wereld/schepping waarbij het sacrale en het profane, de mensen en de niet-menselijke natuur onderling verbonden zijn. Inheemse kosmologie Kenmerken van een inheemse (sjamanistische) wereldbeschouwing zijn: de schepping omvat alle geschapen dingen, levende (planten, bomen, dieren, mensen) en niet-levende (rotsen, bergen, rivieren, water), de op afstand staande schepper is meestal een vaderfiguur, maar soms ook een moederlijke, verhalen over een watervloed, banden met voorouders meestal langs vrouwelijke lijn, naamgeving als overdracht van macht binnen de familie of stam, orale historie en traditie, land als verankerd centraal gebied, niet als bezit maar als plaats waar je je identiteit kunt bewaren.1 Andere kenmerken zijn: alle dingen in de natuur zijn heilig, de natuur herbergt geesten, in alles wat leeft is een onverklaarbare kracht, de Grote Geest zorgt dat alles in de natuur leeft, groeit, beweegt en verandert, mensen zijn niet de baas in of over de natuur, de natuur geeft mensen voedsel waarvan ze kunnen nemen wat ze nodig hebben voor hun dagdagelijks leven. Orthodoxe kosmologie Voor het orthodoxe theologische denken over de kosmos verwijzen o.a. priester Oleksa en Von Houck naar de christocentrische, godmenselijke kosmologie van de heilige Maximus de Belijder (580-662). In de context van Alaska spreken ze van een praktische kosmologie. Het voert te ver om hier in te gaan op de complexe kosmologie van de heilige Maximus. Maar een lezing in Utrecht uit 2014 door de ‘groene’ patriarch Bartholomeüs van Constantinopel waarin hij zich voor zijn ecologische agenda beroept op de heilige Maximus, geeft wel een aanwijzing. Daarin citeert de patriarch uit de Liturgie van de heilige Jacobus de volgende regels: “De aarde verkondigt de heerschappij van God, de zee kondigt het gezag van de Heer aan en elk materieel en geestelijk schepsel predikt de grootsheid vanGod te allen tijde”. En uit een hymne op het feest van Epifanie haalt hij het volgende aan: “De wateren zijn geheiligd, de aarde is gezegend en de hemelen zijn verlicht …. zodat door de elementen van de schepping en door de engelen en door de mensen en door de zichtbare en onzichtbare dingen Gods heilige naam kan worden verheerlijkt”. De Grote Zegening van het water op Epifanie in januari is daar een exemplarisch voorbeeld van. Orthodoxie gelooft in heilig materialisme, fysieke en zichtbare elementen worden door God gebruikt om met zijn gelovigen te communiceren. Daarom kan een ‘heidense’ spiritualiteit met grote openheid benaderd worden. Dat was ook de visie van de monniken uit Valamo op de eerste Russische-orthodoxe missiepost op het eiland Kodiak in Alaska. Archimandriet Jozef schrijft reeds op het einde van de 18e eeuw vanuit Kodiak aan zijn abt vanhet Valamo-klooster in Rusland dat er ruim bewijs is dat de Heilige Geest actief was onder de inheemse bevolking van Alaska. Deze openheid voor de zgn. ‘heidense’ cultuur behoort het christendom volgens hem te bevestigen: het is een echo van de oudste houding van de kerk tot de samenleving. De oude christelijke heiligen ontkenden het persoonlijk bestaan van oude heidense goden, maar beklemtoonden wel dat de ‘natuurlijke’ krachten die zij ‘personifieerden’ inderdaad heilige realiteiten waren omdiepe eerbied voor te hebben. De natuur is van spiritueel gewicht. De Valamo-monniken op het eiland Kodiak zagen bijv. dat de manier waarop de mannen van de Aleoeten en Aloetiiq volken gingen jagen op ‘bezielde’ zeezoogdieren een heilige realiteit St Michael’s Broederschap met bisschop en priesters, en mannelijke en vrouwelijke gelovigen voor het bisschopshuis in Sitka (rond 1900) (Foto: Drachman Institute). 1 Greer Anne Wenh-In Ng, Salmon and Carp, Bannock and Rice, p. 204-205. In: Off the Menu, Westminster John Knox Press, Louisville, Kentucky, 2007.

Pokrof 6 was die met grote eerbied werd uitgeoefend. Het dier offert zich eigenlijk opdat de jagers en hun familie konden blijven leven. De jagers vingen bovendien alleen wat zij op dat moment nodig hadden. Deze respectvolle inheemse houding tegenover het leven konden de monniken eigenlijk alleen maar beamen. Sjamanen werden door hen gezien als een soort oudtestamentische profeten die leidden naar Christus. Bekend is dat lekenmonnikHerman van Alaska geen problemen had met een sjamaan die zich richtte op genezing van zieken. De Orthodoxe Kerk proclameert de soevereiniteit van Christus niet alleen over het menselijk leven, maar over de hele kosmos. Het is op dit spirituele niveau dat het Evangelie samenkomt met de pre-christelijke sjamanistische spiritualiteit van het inheemse Alaska. Al is voorzichtigheid geboden om een verkeerde toe-eigening van het andere cultuurgoed te vermijden. Hoe ging het de laatste jaren De Orthodoxe Alaska-missie toonde taalkundig aanpassingsvermogen, culturele gevoeligheid en educatief dienstbetoon in een gebied waar orthodoxe dorpjes geregeld werden geteisterd door natuurrampen als aardbevingen, overstromingen, stormen en vulkaanuitbarstingen. Bovendien werd de inheemse bevolking soms zwaar geraakt door besmettelijke ziektes. Daarnaast spelen er heikele interne onderwerpen voor de kerk zoals alcoholmisbruik, geweld tegen vrouwen, desintegratie van gezinnen en verlies van cultuur, aldus bisschop Nicolai (2002-2008) in het begin van deze eeuw. Volgens hem zijn de problemen waarover de heilige Innocentius al schreef in de 19e eeuwnog steeds aanwezig. Voor haar outreach – de liturgie naast de Liturgie – ontwikkelde de kerk gevangenispastoraat en maritiem pastoraat. Het programma van het theologische opleidingscentrum op Kodiak waar priesters, diakens, catecheten, cantors en voorlezers worden geschoold, geeft aandacht aan onderwerpen als verslaving, huiselijk geweld, materialisme en het versterken van inheemse talen en culturen. Na 1872 verzwakten de kerkelijke structuren in Alaska. Bovendienkwamde lopendehulpvanuit de Orthodoxe Kerk in Moskou na de Russische revolutie in 1917 tot stilstand. De aangestelde bisschoppen woonden bijna een eeuw buiten de regio en hun zetel was regelmatig vacant. Van 1858 tot 1972 was er ook geen kerkelijk seminarie in Alaska. Op hun sporadische bezoeken wijdden de bisschoppen nieuwe priesters. Pas na 1970 namen de tanende ecclesiastische structuren weer in kracht toe. Onder bisschop Nicolai kende de kerk aanvankelijk een nieuwe opleving. Voortvarend regelde hij meerdere rechtszaken, bracht de financiën van het bisdomop orde en trok priesters en diakens aan uit andere staten van de VS, wat de kerk sindsdien wel klerikaler heeft gemaakt. Priester Michael Oleksa wees in 2006 op blijvende jacht- en visrechten voor de inheemse bevolking die zonder deze traditionele middelen van bestaan spiritueel, emotioneel en fysiek in hun voortbestaan bedreigd werd. In een officiële milieuverklaring van het bisdom uit 2010 zou dit appèl herhaald worden. Het is een strijd die ook vandaag doorgaat onder de derde kolonisatie van Alaska (na de Russische en de Amerikaanse), nu door multinationals die op grootschalige wijze gas, olie en mineralen exploiteren. Het is een bedreiging voor de natuurlijke leefomgeving van Alaska en daarmee ook voor het leven van orthodoxen op het platteland. Wat de leiding van bisschop Nicolai betreft kwamen al snel meerdere schandalen en zware controverses naar boven wat maakte dat hij moest terugtreden als bisschop. Priester en historicus dr. Michael Oleksa noemde de laatste vijf jaar onder bisschop Nicolai zelfs een van de moeilijkste periodes uit de 210 jaar oude geschiedenis van het bisdom. Het boeiende narratief van de Orthodoxe Kerk in Alaska heeft een opvallende karaktertrek: na een zware tijd wordt altijd weer de draad opgepikt. Ook nu de kerk langzaam krimpt is het sein: ja, we zijn er nog. Het herstel werd niet alleen geleid door een kleine groep competente inheemse en uitheemse priesters, maar ook door talloze inheemse leken, en vooral door orthodoxe vrouwen, georganiseerd in inheemse zusterschappen – vrouwen vormen de verborgen kern van de kerk. Het zou mooi zijn als de onlangs overleden aartsbisschop David Mahaffy van Alaska (2014-2020) kan worden opgevolgd door een inheemse kerkleider. Huub Vogelaar Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van de boeiende en rijk geïllustreerde studie: The Russian Orthodox Church in Alaska. Historic Ecclesiastical Landscape Study, 1840-1920. Een uitgave van het Drachman Instituut, Universiteit van Arizona, Tucson, januari 2017.

Pokrof 7 Cyrillus en Methodius waren broers van elkaar. Ze waren Byzantijnse christelijke theologen enmissionarissen. Ze worden Slavenapostelen genoemd omdat ze het christendom naar de Slavische volkeren hebben gebracht. Ze beïnvloedden de culturele ontwikkeling van de Slavische volkeren door hun missiewerk. Cyrillus enMethodius: hun oorsprong De twee broers werden geboren in de stad Thessaloniki in het noorden van het huidige Griekenland, in het toenmalige Byzantijnse Rijk. Methodius, de oudste, werd geboren tussen 815 en 820, zijn jongere broer Cyrillus rond het jaar 827 en 828. Methodius zijn doopnaamwasMichael, maar zijn kloosternaam werd Methodius toen hij monnik werd. Cyrillus heette oorspronkelijk Constantijn, maar werd Cyrillus toenhij kort voor zijndoodmonnikwerd in Rome. Het was de gewoonte toentertijd in Byzantiumdat men een kloosternaamkoos diemet de zelfde letter begon als de doopnaam. Wat was hun etnische oorsprong? Waren ze Byzantijns Grieks van komaf of Slavisch, of allebei, van gemengde komaf: de vader Grieks, de moeder Slavisch? De geleerden zijn het niet met elkaar eens. De twee broers verloren hun vader rond 841; Cyrillus was toen ongeveer 14 jaar oud, een puber en Methodius een stuk ouder, al een volwassen jongeman. Na de dood van vader werd een machtige minister van het Byzantijnse Rijk, Theoktistos, hun beschermer. Cyrillus enMethodius Spreken over Cyrillus en Methodius houdt twee dingen in. Het eerste is hun beider levens, hoe die verliepen, wat ze hebben gedaan. Daarover schrijft dit artikel in deze editie. Het tweede is hun receptie. Hoe zijn ze door de eeuwen gezien en welke invloed oefenden de twee heiligen uit na hun dood? Dat verschijnt in een artikel in de hierop volgende Pokrof. Cyrillus en Methodius, muurschildering. Cyrillus heeft het Cyrillische alfabet in zijn handen (dat eigenlijk door leerlingen van beide heiligen is ontworpen).

Pokrof 8 Theoktistos was mede-oprichter van de Universiteit vanMagnaura, waar Cyrillus later zou doceren. Cyrillus werd na zijn opleiding tot priester gewijd. Methodius werd na een juridische opleiding archont, dat is een militaire functie, in de Byzantijnse provincie aan de oever van de rivier de Strymont (Struma) , ten noorden van Thessaloniki. Rond 845 werd Methodius echter monnik en diaken – diaken bleef hij tot ongeveer 867-868, toen hij priester werd gewijd. Voorafgaand aan de Moravischemissie Rond 860 stuurden de Byzantijnse keizer Michael III en patriarch Photius van Constantinopel Cyrillus als missionaris naar het volk van de Khazaren. De Khazaren hadden omeen christelijke geleerde gevraagd bij hun zoektocht naar een religie voor hun volk. Hij zou dezemissie samen met zijn broer Methodius hebben vervuld. Na terugkomst van de Khazaren werd Cyrillus professor filosofie aan de Universiteit. Voordien was hij bibliothecaris en chartofylax – d.w.z. secretaris – van de patriarch geweest. Hij was een van de belangrijkste geleerden van zijn tijd en iemand die in hoog aanzien stond bij het keizerlijke hof van het Byzantijnse Rijk. Zijn broerMethodius werd overste, van een klooster aan de Zee vanMarmara en speelde een belangrijke rol in Byzantijnse politieke en bestuurlijke zaken. Groot-Moravië In 862 begon hun werk dat de beide broers zo belangrijk in de geschiedenis zou maken. In dat jaar verzocht vorst Rastislav vanGroot-Moravië aan keizer Michael III en patriarch Photius om missionarissen om zijn Slavische onderdanen te evangeliseren en om een bisdom te creëren dat onafhankelijk was van de Frankische bisschoppen. Rastislavs motieven waren waarschijnlijk eerder politiek dan religieus gemotiveerd. Het speelde zich af in Groot-Moravië. Moravië is tegenwoordig het Oosten van de Tsjechische Republiek, maar Groot-Moravië was groter en besloeg het huidige Tsjechië, Slowakije en delen van Hongarije. Rastislav was koning geworden van Moravië met steun van de Frankische koning Lodewijk de Duitser. Maar hij wilde zich onafhankelijker maken van de Franken. In de brief van Rastislav aan keizer Michael III stond dat Ratislav’s onderdanen al het heidendom hadden afgewezen en de christelijke wet aanhingen. Cyrillus enMethodiuswaren dus niet de eerste missionarissen in Moravië. Rastislav zou de reeds aanwezige Frankische missionarissen hebben uitgewezen uit zorg om hun kerkelijke en politieke invloed, en zich gewend hebben tot Constantinopel voor kerkelijke ondersteuning en vermoedelijk voor een zekere politieke steun. Dit verzoek voorzag het Byzantijnse Rijk in een prachtige kans omzijn invloed uit te breiden. De Byzantijnse keizer zond snel Cyrillus met zijn broer Methodius naar Moravië. Het eerstewat Cyrillus enMethodius dedenwas het opleiden vanmedewerkers. In 863 begonnen zemethet vertalenvandeBijbel inOud-Kerkslavisch. Dit vertaalwerk had een aanzienlijk succes. Voor dit vertaalwerk maakten de twee broers waarschijnlijk gebruik van het Slavische dialect zoals dat gesprokenwerd in de omgeving van Thessaloniki en ontwierpen zij het zogeheten Glagolitische alfabet dat geschikt was om de specifieke kenmerken van de Slavische taal weer te geven. Het schrift dat na het Glagolitische alfabet kwam had dat vermogen ook, maar is van later datum. Het heet wel Cyrillisch naar Cyrillus, maar is hoogstwaarschijnlijk ontworpen door leerlingen van Cyrillus enMethodius. Waarom hadden Cyrillus en Methodius zo’n succes onder de Slaven? Gedeeltelijk omdat ze de moedertaal gebruikten van het volk in plaats van Latijn of Grieks. In Groot-Moravië ontmoetten Cyrillus en Methodius missionarissen uit het Oost-Frankische Rijk. Deze vertegenwoordigden de Westerse, Latijnse vorm van het christendom en meer in het bijzonder representeerden deze het Karolingische Rijk zoals dat gesticht was door Karel de Grote en dat koos voor een taalkundige en culturele uniformiteit, te weten de Latijnse taal en cultuur. Dezemissionarissen stonden op het gebruik van de Latijnse liturgie en beschouwdenMoravië en de Slavische volken als hun rechtmatige veld van missionering. Cyrillus enMethodius kregen een conflict met de Duitse kerkelijke werkers die tegen het creëren waren van een bijzondere Slavische liturgie. Toen er fricties kwamen, wendden de twee broers zich tot de paus. Ze wilden geen onenigheid onder de christenen. Ze reisden naar Rome op uitnodiging van paus Nicolaas I omeen oplossing te vinden die voorkwam dat de missionarissen in hun werkveld ruzie met elkaar maakten. Het evangelisatiewerk vanCyrillus enMethodius in Moravië was het middelpunt geworden in een dispuut met aartsbisschop Adalwin van Salzburg en bisschop Ermanrich van Passau. Beide Latijnse kerkleiders claimden de kerkelijke controle over hetzelfde territorium en eisten dat de Latijnstalige liturgie exclusief werd gevierd.

Pokrof 9 Cyrillus en Methodius reisden naar Rome en gingen langs Pannonië. In Pannonië werden Cyrillus en Methodius goed ontvangen door prins Kocel’. Hun activiteit in Pannonië maakte een voortzetting van het conflict met het Duitse episcopaat onvermijdelijk. Dit gold in het bijzonder met de aartsbisschop van Salzburg, tot welks jurisdictie Pannonië al 75 jaar behoorde. Al in 865 oefende aartsbisschop Adalwin daar zijn bisschoppelijke rechten uit. De broers zochten steun in Rome en kwamen daar aan in 868. Ze werden warm ontvangen. Intussen was er een wisseling van de macht in Rome geweest. De nieuwe paus Adrianus II, die in 867 paus Nicolaas was opgevolgd, gaf aanMethodius de titel van aartsbisschop van Sirmium, het huidige SremskaMitrovica in Servië en zond hem terug in 869 met jurisdictie over heel Moravië en Pannonië en met de toestemming van de Slavische liturgie. Omdat Cyrillus voelde dat zijn einde naderde werd hij monnik; vijftig dagen later stierf hij in Rome en werd begraven in de basiliek van San Clemente. Methodius werd door paus Adrianus tot bisschop gewijd met de waardigheid van aartsbisschop. Na de dood van Cyrillus zette Methodius het werk onder de Slaven alleen voort. Eerst niet in Moravië, maar in Pannonië. De aartsbisschoppelijke claims van Methodius werden als een belediging van de rechten van Salzburg beschouwd zodat Methodius gevangen genomen werd. Men verklaarde Methodius voor afgezet en beval omhemnaar Duitsland te sturen, waar hij twee en een half jaar in een klooster gevangen werd gezet. Rome verklaarde zich duidelijk achter Methodius en stuurde een bisschop, Paulus van Ancona, om hem weer aan te stellen. Beide partijen werden ontboden naar Rome tesamen met deze Romeinse legaat. Vervolgens verzekerde de nieuwe paus Johannes VIII de vrijlating van Methodius en instrueerde hem om te stoppen met het gebruik van de Slavische liturgie. Zo gebeurde naar de wens van de paus. Methodius kreeg zijn vrijheid en zijn aartsbisschoppelijke gezag terug, maar mocht nog altijd geen Slavisch in de liturgie gebruiken. Zijn gezag werd beperkt tot Pannonië. In Groot-Moravië regeerde Svatopluk, praktisch onafhankelijk, en hij had de Duitse clerus van zijn grondgebied verdreven. Dit betekende voor Methodius een ongestoord veld van activiteit; hij zou in de volgende jaren een succesvolle vooruitgang geboekt hebben. Aan het verbod om de Slavische liturgie te vieren heeft hij zich geheel of gedeeltelijk niet gehouden. In 878 werd Methodius opnieuw naar Rome geroepen. De Frankische clerus was weer in Moravië neergestreken en tussen Methodius en Svatopluk boterde het ook niet. Methodius was in Rome aangeklaagd wegens ketterij (kwestie van Filioque) en het gebruik van het Slavisch. Paus Johannes raakte overtuigd van de verdediging door Methodius. Dat was des te gemakkelijker omdat het Filioque in Rome ook niet in het credo werd gereciteerd. De tegenpartij werd verzoend met het aanstellen van een Zwabische hulpbisschop, Wiching. Toen Methodius met Wiching een gespannen relatie kreeg, bleef paus Johannes VIII achter Methodius staan. Na de dood van de paus in 882 werd de positie van Methodius onzeker omdat de pauselijke steun wegviel. Methodius stierf op 6 april 885. Zijn opvolger, Gorazd, werd niet erkend door de nieuwe paus Stefanus V. Wiching volgde Methodius op. De volgelingen van Methodius werden verbannen en Wiching verbood de Slavische liturgie. Methodius’ volgelingen vonden hun toevlucht bij vorst Boris van Bulgarije, onder wie zij een Slavisch-sprekende kerk organiseerden. Daarmee was de missie in Moravië beëindigd, maar werd de erfenis van Cyrillus en Methodius in Bulgarije behouden. Leo van Leijsen Cyrillus en Methodius, bronzen beeldengroep in Skopje, Macedonië.

Pokrof 10 Homo Liturgus De bekendste Russische religieuze denkers kwamen van buiten het systeem, hadden geen officiële theologische opleiding gehad. Florenskij, of Florensky zo men wil, maakt daar weer een uitzondering op. Hij werd geboren in een dorp in Azerbajdzjan, zijn vader was ingenieur, zijn moeder van een oude Armeense familie en artistiek. Gymnasium deed hij in Tbilisi. De landsgrenzen waren kennelijk nog vloeiend. Hij studeerde wis- en natuurkunde in Moskou, daarna theologie aan de Geestelijke Academie. Hij hield zich vaak op in de kringen van symbolistische dichters en denkers, kende mensen als Belyj, Brjusov en Bal’mont. In 1911 werd hij priester. Geestelijke én wetenschapper Vanwege zijn wetenschappelijke verdiensten maakte hij geen deel uit van de groep intellectuelen die in 1922 het land werd uitgezet. Zijn leven lang bleef hij geestelijke én wetenschapper. Tot het einde gaf hij zijn colleges fysica in soutane en met borstkruis, een openlijk christen-zijn dat gaandeweg riskant werd. Zijn sterfjaar, 1937, doet het vermoeden: hij bracht, verdacht van misdadige samenzwering, jaren gevangenschap door in Solovki, en werd daarna naar Leningrad gebracht, waar hij werd geëxecuteerd. De Leonardo da Vinci werd hij genoemd, vanwege de vele terreinen waarop hij thuis was: theologie, filosofie, geschiedenis, biologie, wis- en natuurkunde, en niet als veelzijdig amateur, maar, zei men, voortdurend als specialist. Hij heeft Bulgakov gekend. Bekend is het schilderij van Michail Nesterov, in de Tretjakovgalerij in Moskou, van de beide filosofen, lopend door een park, ernstig in gesprek. Het kan ons bekend voorkomen: de Russische denker die zich in de wetenschap heeft verdiept, zelf wetenschapper is, en dan tot de slotsom komt dat de ratio tekortschiet, vaak na een geestelijke crisis. We zien het allemaal bij Florenskij. Maar de manier waarop dit zich bij hem voltrekt is interessant. Hij sluit aan bij Kant, die antinomieën, tegenspraken benoemt die de rede niet kan oplossen. Zijn tijd en ruimte oneindig of niet? Zijn atomen oneindig deelbaar of niet? Worden we geregeerd door causaliteit, of zijn we vrij? Is er noodzaak in de kosmos? Voor elke term zijn er argumenten, een oplossing is er niet. Kant besluit hieruit dat dit soort metafysische problemen buiten de rede vallen, en wijst daarom de speculatieve metafysica af. We moeten ze maar terugbrengen tot enige morele kwesties, en verder leven alsof er een God bestaat, die zorgt voor beloning of straf. Vanaf dit punt gaat Florenskij verder. Het begrip ‘antinomie’ komt vaak bij hem voor. De waarheid is antinomisch, bestaat uit tegenstellingen die het verstand niet kan oplossen. Dit waarborgt misschien onze vrijheid. Want stel je voor dat alles op den duur Pavel Florenskij. (Foto: Wikiwand) “De grootste orthodoxe denker” wordt hij genoemd, en: “Ruslands onbekende Leonardo da Vinci”. Het gaat over de Russische theoloog Pavel Florenskij (1882 - 1937).

Pokrof 11 Pavel Florenskij en Sergei Bulgakov. Schilderij ‘Filosofen’ door Michail Nesterov (Foto: Wikimedia Commons/ Tretjakov Gallerij, Moskou). te begrijpen is. Dat zou betekenen dat de ene mens meer begrijpt dan de ander, en tenslotte zou iedereen gedwongen zijn die ene waarheid aan te nemen. Een wereld van alleen maar heldere waarheid, waarin je je vrijheid zou verliezen. Dat soort waarheid bestaat niet. De wereld is gefragmenteerd en onbegrijpelijk, de mens verkeert in een gevallen staat, en tweedracht zal wel blijven. De enige kennis van het bestaan is te vinden in de christelijke dogma’s, die alleen in geloof kunnen worden aanvaard. En geloven, steeds volgens Florenskij, doet men in vrijheid, dwang is niet nodig. Men komt hier tot een waarheid die uit contradicties bestaat, en duidelijker wordt naarmate het goddelijke wordt benaderd. Een waarheid die niet wordt aangetoond, maar getoond en ervaren. De antinomie ligt in de twee werelden die Florenskij aanneemt: zichtbaar enonzichtbaar. “Schepper van al wat zichtbaar en onzichtbaar is,” zeggen we in de Geloofsbelijdenis - beide werelden zijn geschapen en horen bij elkaar. Dit geldt met name in de wereld van het kind, voor wie die werelden nog niet gescheiden zijn. Kinderen leven in die visie altijd in een wat extatische toestand. ‘Als kind ben je eigenlijk altijd high,’ hoorde je in hippie-kringen wel eens zeggen. De omgang van Florenskij met symbolistische dichters zal hier niet vreemd aan zijn. Bij hen is de wereld om ons heen een reeks symbolen, die verwijzen naar een hogere realiteit – het leverde een wat wereldvreemde literatuur op. De pijler en de grond In 1914 schreef hij “De pijler en de grond van de waarheid”, de titel verwijst naar de brief aan Timotheüs: “het huis Gods, dat is, de kerk van de levende God, pijler en grondslag van de waarheid.” (1 Tim. 3, 15). Het boek biedt geen systematische theologie, hoewel het fors genoeg is - 424 bladzijden in de Engelse vertaling, met nog 160 bladzijden voor de 1057 voetnoten. Het patroon is dialogisch, en steeds worden de stemmingen van de schrijver weergegeven. Het bestaat uit twaalf brieven gericht tot een vriend, tot wie weten we niet. Niet systematisch dus, eerder essayistisch. Maar misschien zijn er enige hoofdlijnen uit te halen. Natuurijk het probleem van de kennis: hoe kunnen we de waarheid kennen? De waarheid ligt in het onbegrijpelijke dogma, waaraan we ons alleen kunnen overgeven. We leren niet over God, maar ontvangen Hem, bekeren ons tot Hem. De kennis van de waarheid wordt bereikt door sprituele ascese. De kenner en het gekende vloeien in elkaar over, in de beweging van de liefde. Het is niet voor niets dat in de liturgie deGeloofsbelijdenis wordt voorafgegaan door een oproep tot liefde. (Inleiding op de vredeskus, “Laten we één zijn in liefde voor elkaar, opdat wij één van geest kunnen belijden.”) In de wereld is ook de goddelijke wijsheid, de Sophia, grondslag voor de spirituele schoonheid. “De Sophia is de schoonheid van de wereld, de rest is bedrog.” De schoonheid dringt in alles door en verheft de mens. Ze toont zich in de wereld, ligt niet verborgen in duistere mystiek. Florenskij vond ook belangrijk dat zijn boek er mooi uitzag, in fraaie vormgeving, met mooie illustraties. Het terrein van de waarheid is de Kerk, in de patristische literatuur en het monastieke leven. Hier toont zich de goddelijke schoonheid, en raken we aan de andere wereld. We ontmoeten hier het goddelijke, zoals Schepper en schepping één zijn, zoals in Christus goddelijke en menselijke natuur zich verenigen. Iconostasis Na de revolutie was Florenskij lid van de Commissie tot BehoudvanKunst enOudheden, en schreef ook vaak over kunst en iconen. In 1922 schreef hij het boekje “Iconostasis”. Veel schrijft hij over de technische aspecten. Maar het zal niet verbazen dat hij weigert de icoon te zien als een kunstwerk. Hij

Pokrof 12 wordt niet moe zich af te zetten tegen de heiligenafbeeldingen zoals die in het westen sinds de renaissance ontstonden. De iconenkunst reikt verder. Hier zijn we aan de grens tussen het zichtbare en onzichtbare. In het zichtbare ademt het onzichtbare. Grote betekenis geeft hij aan de droom. Voor velen meestal een absurde heksenketel, zonder zin of betekenis. Voor Florenskij is de droom een ingang tot het onzichtbare, met een eigen tijdsverloop, een eigen ruimte, vol symbolen die tot nadenken stemmen, toneel van beide werelden. Het kunstwerk – Florenskij spreekt hier vaak van als hij iconen bedoelt – is een gematerialiseerde droom. Het spirituele kunnen we met ascese bereiken. Het gevaar is dat we in een ruimte komen die wemet onze eigen ideeën bevolken, met passies die gezien worden als spiritueel. Matteüs 12, 43-45 wordt aangehaald, over de onreine geest, die, op zoek naar rust, terugkeert naar de mens. “Bij zijn komst vindt hij het (huis) leegstaan, schoongemaakt en op orde. Dan gaat hij zeven andere geesten erbij halen, nog slechter dan hijzelf; zij trekken erin en gaan daar wonen.” De grens ismoeilijk te bepalen. Dewereld biedt het ruwe materiaal, een schets, die in de icoon tot een beeld van God wordt. Een prototype dat we ergens van Gods beeltenis hebben, en waarin de essentie van de mens ligt. Zo is de mens een tempel. En het hart van demenselijke activiteit ligt in de liturgie, waarin voor en door de homo liturgus de twee werelden worden uitgedrukt, de goddelijke en de menselijke. De plek voor de icoon is de kerk. Daar stijgt de mens op. De altaarruimte is de hemelse plaats waar God en de mens elkaar ontmoeten, waar de twee werelden samen komen, bij de iconen als vleesgeworden engelen. De iconen vervangen het heilige niet, maar verwijzen ernaar, als lichtende ramen. De genezing van de blinde wordt genoemd. (Mk 8, 22-26) “Daar deed Hij speeksel op zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg hem: ‘Kunt ge al iets zien?’ Hij keek en antwoordde: ‘Ik zie mensen, want ze lopen, maar ze lijken op bomen.’ - totdat de blinde ziende wordt en alles scherp ziet. Terwijl de iconenschilder zorgt voor het technische deel, wordt de inhoud bepaald door de kerkvaders, door de Kerk. Er is een bepaalde energie die in de icoon zorgt voor het contact met de essentie. Dit is ook het geval met iconen die matig geschilderd zijn. De intentie van de schilder is niet het belangrijkst, maar de traditie van de Kerk, die de traditionele thema’s aangeeft. Dit is alleen in schijn conservatief. De richtlijnen voor het icoonschilderen beletten niet het persoonlijke in de uitvoering, zie de grote verscheidenheid aan iconen. Het doet niets af aan de kerkelijke status van de iconenschilder. Zijn bezigheid is een bewuste keuze, hij zoekt een leidsman, hij benadert een priester, met wie hij de gebeden doet. De gebeden worden geciteerd uit de Hermeneia, het handboek voor iconenschilders van Dionysius van Fourna. De hand van de schilder wordt geleid door de Kerk. “Alleen heiligen kunnen iconenschilders zijn”. Dolf Bruinsma Pavel Florenskij met zijn dochtertje in 1926 (Foto: Monoskop.org ).

Pokrof 13 Vader Pavel Adelgeim (Foto: Archief P. Baars). De stem van het geweten is het Woord van God dat leeft in je hart Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. We luisterden vandaag samen naar de gelijkenis van Jezus Christus over hoe God zijnWoord uitzaait in het hart van de mens, hoe het daar groeit en vlees en bloed wordt. Maar God geeft niet alleen zijn Woord, maar hij geeft ons daarmee ook een bewaarder, een stemwaardoor dat Woord in ons hart weerklinkt. Deze stem, het Woord dat bewaardwordt in het menselijk hart, heet: het geweten. Het geweten is het bewustzijn hoe we deze gave kunnen bewaren in ons hart. Dat bewustzijn is een kostbare schat, die ons kan leiden naar het eeuwige leven. Het Evangelie verhaalt ons voortdurend over het geweten. Zo vertrok de jongste1 zoon naar een ver land, waar hij allerlei beproevingen over zich afriep. En die moeilijkheden wekten in hem zijn geweten. Hij keerde naar zijn vader terug, omdat zijn geweten hem had wakker geschud. (Lukas 15, 1132) Of ze brachten een vrouw bij hem, die op overspel was betrapt. (Joh. 7,53 – 8,11) Ze zeiden Hem: “Mozes heeft bevolen, dat we haar moeten stenigen. Wat zegt U Meester?” En de Heer antPreek van vader Pavel Adelgeim (1938-2013) bij de gelijkenis van de zaaier woordde: “Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen op haar”. Ze wendden hun hoofd af en zwegen. Ze bleven nog even staan, de één na de ander liet zijn steen vallen en ging zwijgend weg. Hij vroeg daarna aan de vrouw: “Waar zijn degenen die u beschuldigen? Heeft iemand u veroordeeld?” Ze antwoordde: “Niemand Heer.” Hij zei: “Ook ik veroordeel u niet. Ga heen en zondig niet meer.” Waarom gingen de aanklagers weg? Het Evangelie zegt: ze gingen weg, omdat hun geweten hen veroordeelde. Toen de Heer hen herinnerde dat ze allemaal zonden in hun hart bezaten, werd hun geweten wakker geschud. Ze begrepen dat ze dezelfde veroordeling verdienden als die zondares. Het geweten is in staat aandemens te tonen, wat goed is en wat slecht, wat je behoort te doen en wat je niet behoort te doen. Wanneer een mens de geboden van zijn geweten volgt, wordt zijn 1 De jongste zoon is de verloren zoon; het evangelie hierover wordt in de Orthodoxe Kerk gelezen op de 2de zondag van de voorvasten.

Pokrof 14 hart vervuld van geestelijke vrede en van Heilige Geest. Wanneer een mens zijn geweten niet volgt wordt hij innerlijk verscheurd en krijgt hij gewetenswroeging. Zo’n mens lijdt niet alleen op aarde, maar die wroeging blijft altijd bij hem als een eeuwig vuur, dat nooit uitdooft. Iemand zonder zuiver geweten is te beklagen. Het menselijk geweten is als een wekker, die de menselijke geest wakker maakt. Wanneer de wekker 2 De “Apostel” staat in de Orthodoxe liturgie voor alle brieven van de apostelen en voor de Handelingen der apostelen. Daaruit wordt de eerste lezing tijdens de Heilige Liturgie (eucharistie) altijd genomen. afgaat, staat een mens bij dat geluid op uit zijn bed en begint de dag. Maar wanneer hij die wekker negeert en blijft slapen, dan sterft het geluid van de wekker geleidelijk weg en zwijgt uiteindelijk helemaal. Hetzelfde gebeurt met ons geweten. Wanneer eenmens naar de stemvan zijn geweten luistert, dan maakt dat geweten hem alert en gevoelig voor wat goed is en wat slecht, voor wat je moet doen en wat je achterwege moet laten. Maar wanneer een mens niet naar zijn geweten luistert, gaat dat geweten steeds zachter klinken en zwijgt het tot slot helemaal. De Apostellezing2 zegt, dat het geweten kan inslapen, kan uitdoven en zelfs helemaal sterven. Wanneer een mens het Woord dat God in zijn hart gezaaid heeft niet bewaart, dan wordt het onvermijdelijk door de duivel geroofd, droogt het uit of wordt door de wormen aangevreten! Elke mens moet zich de bewaarder herinneren, die hem gegeven is, die het woord bewaart dat God in zijn hart uitgezaaid heeft en hem voert naar het eeuwige leven. Zo iemand denkt aan het oordeel dat altijd voortduurt, dat ons doorschouwt, alle bewegingen van ons hart ziet en ons voert naar het eeuwige leven. De gelijkenis van de zaaier toont ons ook, dat onze verlossing niet alleen door de mens of alleen door God geschiedt, maar alleen door hun wederzijdse samenwerking. God geeft ons de opdracht de grond voor te bereiden, waarop zijn Woord kan groeien. God geeft in overvloedige mate en houdt zijn gaven nooit voor zichzelf. Voor ons is het nodig het gegeven Woord niet alleen aan te nemen, maar ook te laten groeien in ons eigen hart, opdat wij daardoor waardig worden voor het eeuwige leven. Amen. Vader Pavel Adelgeim Wanneer je op de computer https://www.youtube. com/watch?v=wFdj9suCqdE intypt, krijg je de opname van de preek. Vader Pavel Adelgeim (Foto: Archief P. Baars).

Pokrof 15 Kos. Toeristen en orthodoxie Die belangstelling hield ik vol tijdens mijn hele seminarie-opleiding. Vandaar de opdracht klassieke taal- en letterkunde te gaan studeren in Nijmegen; ik koos speciaal oud-christelijk Grieks (prof. Christine Mohrman) en vandaarmijn carrière als leraar aanhet Gymnasium Paulinum. Griekenland Tijdens drie vruchtbare reizen in Griekenland raakte ik meer vertrouwd met het reilen en zeilen van mijn orthodoxe medechristenen. In Rome had ik al eens een Byzantijnse liturgie meegemaakt, onvergetelijk was een uitgebreid bezoek aan Grottaferrata, waar ik de vespers mee kon bidden. In 1-2-1 van april 1980 vroegen de Griekse bisschoppen via mgr. Möller (bisschop van Groningen) om hulp voor het toeristenpastoraat op Rhodos met het oog op het groeiende massatoerisme. Daar reageerde ik op en kreeg antwoord uit Athene: voor dat seizoen was het echter te laat. Na wat vijven en zessen (Kreta? Nafplion?) werd het in 1985 toch Rhodos. Ik raakte onmiddellijk bevriend met de administrator apostolicus Pierre-M. Frantzidis OFM, geboren in Alexandrië, bekeerling uit de Orthodoxie, islamkenner met 24 jaar ervaring in Egypte, een levendige, inventieve, goedlachse en humoristische type in zijn fladderende witte pij, kende een handvol talen, behalve Duits. Ik begon dus te werken voor Duitssprekende toeristen. Kos De twee kerken van de parochie bleken centra te wezen van contacten met allerlei denominaties, vooral lutheranen. Pierre was bovendien bevriend met de metropoliet en kende de ByHoe kwam ik in Griekenland terecht ? Als gymnasiumstudentje van 13 jaar raakte ik geboeid door het Grieks en die mysterieuze oudHelleense wereld waartoe die taal toegang gaf. Ik vertaalde op 15-jarige leeftijd de bekende toespraak van de H. Basilius de Grote tot de jeugd in zijn omgeving om hen te overtuigen van het nut voor hen van de Helleense literatuur. Ook las ik vaak het Nieuwe Testament in de oorspronkelijke taal. Pater Jan Kaandorp bij een feestmaaltijd aan de kust in Griekenland. Links de auteur, dan pater Pierre Frantzidis en een (grotendeels) katholieke Joodse familie (Foto: Archief J. Kaandorp).

Pokrof 16 zantijnse leefstijl van binnenuit, hij was overal welkom en kwam ook overal. En ik ging mee. Al gauw doemden er Duitse collega’s op en ik werd gedetacheerd naar Kos, onderdeel van de Rhodensische parochie. Pierre introduceerde mij daar. Ik heb er 26 à 27 seizoenen gewerkt tot en met 2010, meestentijds vanuit een appartement met de naam ”Agnus Dei” aan de Homerusstraat. Vandaar toog ik telkens weer via een uitgebreid opgravingsterrein naar een rond hooggedakt kapelletje in Italiaanse stijl op het katholieke kerkhof. Dit was na de oorlog en het vertrek van de Italianen in bruikleen (?) aan de katholieken overgelaten. Vooral voor de eucharistievieringen op zondag wisten hoe langer hoe meer toeristen uit al ‘s Heren landen dit kapelletje te vinden. Het aanbod groeide uit tot drie weekeinddiensten. Daarnaast waren er de huwelijksvieringen (destijds in de mode: “honeymoon in Griekenland en dan ook maar meteen ons huwelijk”) en soms een doop. Vóór de zondagse eucharistie werd altijd een protestantse dienst gehouden, Lutheraans of niet. Veel predikantenmet hun families heb ik zo leren kennen. Op één uitzondering na was de samenwerking altijd voortreffelijk. Ik heb er nog vrienden van over gehouden, o.a. een lutherse voorganger, getrouwd met een Argentijnse katholieke journaliste, enmet hun twee kinderen. Een keer heb ik op verzoek van een flinke groep jongelui een protestantse dienst geleid omdat de dominee niet kwam opdagen. Mijn belangstelling voor de oecumene kreeg kortom volop de ruimte. Ik herinner me Ekaterini – van Spaans-Griekse ouders – die ik Byzantijns wilde dopen, maar mijn helpsters waren vergeten voor warmwater te zorgen: een gekrijs van de andere wereld, de onderdompeling ging dus niet door, ik ging over op de Romeinse gewoonte. Op het einde schetterde een oom met zijn trompet het kapelletje oorverdovend vol, hetgeen voor enige hilariteit zorgde. Meerderemalenwerd ik uitgenodigd omeen orthodoxe doop bij te wonen. Ik herinner me zo’n doop met aansluitend een huwelijksviering, grotendeels in de open lucht, een Griek huwde een Poolse zangeres, ik was daar als getuige bij betrokken. Bruisend feestelijk was het huwelijk in de Romeinse ritus van een Roemeens-orthodoxe jongeman met een Schotse. Meelevenmet de orthodoxen Al deze gebeurlijkheden leverden natuurlijk talloze contacten op en gesprekken. Niet alleen bezocht ik de culturele evenementen op het eiland maar ook de religieuze; zo leefde ik met de orthodoxenmee, bezocht vrijwel alle kapelletjes om er te bidden of om er, zoals in dat van de profeetElia, hoog indeheuvels, alspelgrimeendruk bezochte liturgie mee te maken. Op een zondag was ik met vrienden aanwezig bij een liturgie in de voormalige katholieke kerk van een grote kazerne: ik zie nog de soldaten binnenmarcheren. Een keer strandde ik na een lange voettocht in een afgelegen dorpje op Rhodos. Voor de nacht werd ik verwezen naar een armzalig vervallen (kennelijk kerkelijk) gastenonderkomen – een “xenónas”. Het stond aan de rand van het kerkpleintje: de accomodatie bestond uit een roestig bed en een verwaarloosd toilet aan de andere kant van het pleintje – gelieve het zelf schoon te spuiten met een lange brandslang. Jaarlijks woonde ik op 15 augustus de feestelijke bisschopsliturgie bij in de kathedraal en de nogal patriottisch gekleurde doxologie, d.w.z. zegening van het leger en andere corpsen – een officier preekt dan, begint bij de Thermopylen en neemt de hele Griekse geschiedenis door. Daarna herdenking van de gevallenen te midden van een reeks cafés, en vervolgens allemaal die cafés in, metropoliet incluis, uiterst gezellig. ‘sMorgens had de parade plaats gevondenwaaraan het hele dorp deelneemt – het dorp, want dat is het relatief rustige Kos in vergelijking met de bruisende toeristenstad Rhodos. Aan gesprekken geen gebrek, in de winkeltjes, aan het strand en vooral tijdens de lange uren op de talloze bootreizen van het ene eiland naar het andere. Toeristen zijn opener en hebben tijd zat en een priester ontmoet je niet zo maar in je drukke leven. Grieken zetten hun hart en hun deur wijd open als je hun taal spreekt. De taal is hier wezenlijk. “Wat is het verschil tussen de Katholieke en de Orthodoxe Kerk ? Waarom Kapel met Michaëlsvoorstelling. Dit is de katholieke kerk op Kos (Foto: J. Kaandorp).

Pokrof 17 bent u niet getrouwd ? Wat betekent dit of dat gebruik bij de Grieken?” et cetera, et cetera. Het spreekt vanzelf dat het vrijwel dagelijkse bezoek aan een of meerdere van de taltijke restaurantjes interessante gesprekken opleverde. Dikwijls was ik in het gezelschap van mijn orthodoxe vriend Manolis Kiapokas (zaliger gedachtenis), ex-rector van het Lykeion (= gymnasium), classicus, erudiet, heel intelligent en bovendien een zeer betrokken gelovige. Van hem leerde ik veel en hij introduceerde mij overal. Zo kreeg ik bijvoorbeeld leuke contactenmet de club kerkzangers van het eiland. Niet licht vergeet ik de ontmoetingen met de papades in de dorpen: in de unieke sfeer van de Griekse gastvrijheid herkenden we elkaar als broers en omarmden we elkaar. Bij aankomst op Kos meldde ik mij altijd, soms met de protestantse collega, bij de oude metropoliet die graag Frans sprak. Hij waardeerde ons werk, kende natuurlijk Pierre-M. Frantzidis, en ik vroeg zijn zegen; dito bij het vertrek. Hij had de publieke opinie niet mee, in tegenstelling met zijn jonge opvolger die soberder leefde en meer sociaal was ingesteld. Hij sprak alleen Grieks. Van hem heb ik als “eulogia” een icoontje gekregen van de Koische martelaar Johannes de Reder. Open houding De christengemeenschappen van het eilandenrijk de Dodekanisos vallen al sinds de 7e of 8e eeuw onder het Oecumenisch Patriarchaat en niet bijvoorbeeld onder Athene: dat verklaart de veelal open houding van de plaatselijke clerus tegenover christenen van een andere traditie. Eens kwam ik bij toeval terecht op een begraafplaats hoog in de heuvels. Er bleek een herdenkingsliturgie gaande te zijn. In mijn toeristenkloffie sloot ik mij bescheiden aan achteraan bij de opeengepakte menigte. Plots kwam een van de celebranten mij halen om mee te bidden in het heiligdom. Verbouwereerd liet ik mij meetronen en bad mee. De hoofdcelebrant bleek de secretaris van demetropoliet te zijn.We kenden elkaar. Die gebeurtenis is het hoogtepunt geweest in mijn oecumenische beleving. Onder de toeristen trof ik Italianen aan die tijdens de bezetting (1912 – 1943) op die eilanden waren geboren en/of een Griekse vrouw hadden getrouwd en regelmatig hun Griekse familie bezochten. Via zulke vrienden had ik gemakkelijk toegang tot allerlei Griekse milieus: ik raakte geboeid door de onderlinge verhoudingen tussen Italianen en Grieken, hun verschillen en overeenkomsten, en ook door de geschiedenis van genoemde bezetting. In het dorp werd ik Pater Jan Kaandorp met pater Johan Meijer (rechts) bij de liturgie waarin hij voor het eerst voorging in de Byzantijnse ritus, in de kapel in de Dr. Nuijensstraat in het voormalig centrum van Aktie en Ontmoeting Oosterse Kerken, Tilburg (Foto: Archief J. Kaandorp).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=