Jaargang 68 Nummer 1

Pokrof 16 maar om Christus die bedient”. De laatste gedachte wordt steeds meer gemeengoed in de Kerk. Op de concilie van Arelate (314) wordt de praktijk van het herdopen in verschillende kerkregio’s afgewezen. Er wordt besloten dat alleen de mensen gedoopt moeten worden die uit groepen komen die de Drie-eenheid loochenen. Op de concilies van Nicea (325), Laodicea (363) en Constantinopel (381) wordt het dopen van ‘ketters’ opnieuw afgewezen. De Afrikaanse regionale kerkvergadering die in 348 samenkwam in Carthago koos voor een middenweg. Er mocht geen herdoop plaatsvinden als het doopsel al ontvangen was met een goed geweten inzake de belijdenis van de opstanding van Christus en het geloof in de Drie-eenheid. Augustinus pleit in de vijfde eeuw opnieuw voor deze weg in de dialoog met de Donatisten. De Donatisten wilden afvalligen en ketters niet zonder meer opnemen in de Kerk. Op de conferentie van Carthago (411) worden de Donatisten echter veroordeeld. De doop was geldig, ook als het bediend werd door onwaardige priesters buiten de Kerk. Het draaide om Christus zelf en niet om de bedienaar. Een gescheurde kerk Na het grote schisma van 1054 zie je dat de Kerk van het Oosten en Westen elkaars doop vanuit deze gedachte blijven erkennen. Als men van de ene naar de andere kerk over wilde gaan hoefde men meestal alleen opnieuw gevormd te worden. Ook na het westers schisma, blijven lutheranen, calvinisten, anglicanen, orthodoxen en rooms-katholieken elkaars doop erkennen. Alleen de radicale reformatie van de ‘dopersen’ of ‘wederdopers’ vormde een uitzondering op de oude regel over het erkennen van elkaars doop. Vanwege de afwijzing van de kinderdoop werden gelovigen in deze beweging opnieuw gedoopt. In de achttiende eeuwontstonden er scheurtjes in de eenheid van het doopsel. Een groot deel van het patriarchaat van Antiochië ging namelijk in 1724 de unie aan met de Kerk van Rome. De Oosters-orthodoxe Kerk was bang dat meer orthodoxe patriarchaten zouden overgaan naar de Rooms-katholieke Kerk. Uit onvrede verklaren de patriarchen van Constantinopel, Alexandrië en Jeruzalem in 1755 dat het doopsel van rooms-katholieken niet meer als geldig werd gezien en dat mensen die overkwamen uit de Rooms-katholieke Kerk opnieuw gedoopt moesten worden. Een dieptepunt in de oecumenische dialoog. De regel van het opnieuw dopen was tot in de late negentiende eeuw en begin van de twintigste eeuw van kracht. Bij de monniken op de Berg Athos geldt dit nog steeds. De Russisch-orthodoxe Kerk De Russisch-orthodoxe Kerk onder het patriarchaat van Moskou vormde een uitzondering binnen de Oosters-orthodoxe Gemeenschap. In de Russisch-orthodoxe Kerk werden gelovigen uit andere kerken dan de Oosters-orthodoxe Kerk juist tussen 1441 en 1667 opnieuw gedoopt, maar daarna niet meer. Wat daarin meegespeeld kan hebben zijn de nauwe banden tussen het Russische vorstenhuis en de Europese vorstenhuizen. In de zeventiende eeuw werd men in de Russisch-orthodoxe Kerk daarnaast ook sterk beïnvloed door de Latijnse scholastiek. Protestanten die gedoopt waren in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest, en rooms-katholieken die nog niet gevormd waren werden na schuldbelijdenis en de Myronzalving (vormsel) opgenomen. Hun doopsel was nog niet tot een voltooiing gekomen. Gedoopte rooms-katholieken die al wel gevormd waren werden alleen na een schuldbelijdenis opgenomen in de Oosters-orthodoxe Kerk. De Rooms-katholieke Kerk had namelijk in tegenstelling tot de protestantse kerken een goede visie op de Apostolische successie en kende een geldig vormsel. Tegelijk moest er wel afstand gedaan worden van dingen die niet in overeenstemming waren met de Oosters-orthodoxe Kerk door middel van een schuldbelijdenis. Drie lijnen Als het om wederzijdse dooperkenning gaat zijn er op dit moment drie lijnen zichtbaar in de Oosters-orthodoxe Kerk. Er is een Griekse lijn die sinds het einde van de negentiende eeuw gedoopte rooms-katholieken en protestanten door middel van alleen de Myronzalving opneemt in de Oosters-orthodoxe Kerk. De Russische lijn neemt rooms-katholieken daarentegen alleen op door een schuldbelijdenis. De monniken op de Athos dopen mensen die van buiten de Orthodoxe Kerk komen altijd opnieuw, daarop volgt direct de Myronzalving. Deze drie verschillende lijnen geven geen problemen binnen de Oosters-orthodoxe Kerk. De Oosters-orthodoxe Kerk geeft ruimte om verschillende visies naast elkaar te laten bestaan.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=