Jaargang 66 Nummer 3

Pokrof 2 3 D e geloofsbelijdenis die we kennen uit de By- zantijnse Goddelijke Liturgie is de zogeheten ge- loofsbelijdenis vanNicea-Con- stantinopel. Het is de tekst zo- als die is vastgesteld op het concilie van Constantinopel in 381, het Tweede Oecumenisch Concilie, maar voortbouwend op wat men besloten had op het Eerste Oecume- nisch Concilie, dat van Nicea in 325. Vandaar dat deze ge- loofsbelijdenis door- gaans wordt aangege- ven met de dubbele benaming: “van Nicea- Constantinopel”. Het is dezelfde tekst, op enkele zinswendingen na, als we kennen van het credo uit de wes- terse liturgie. De doopliturgie is de meest oorspronkelijke plaats van de verschil- lende geloofsbelijde- nissen die in de Oude Kerk circuleerden, de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel bouwt op een van die versies voort en is ook in de doopliturgie van na het concilie van Constantinopel weer terecht- gekomen. Nog heden ten dage is de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel onlos- makelijk onderdeel van de Byzantijnse doopplechtigheid. Voor de invoering van deze geloofsbelijdenis in de God- delijke Liturgie van de Byzan- tijnse traditie voert het Litur- gisch Woordenboek twee pa- triarchen op. De patriarch van Antiochïë (en miafysitische leider) Petrus de Volder, ge- storven in 488, zou allereerst de geloofsbelijdenis van Ni- cea-Constantinopel in de God- delijke Liturgie hebben inge- voerd, later gevolgd door de (eveneens miafysitische) pa- triarch van Constantinopel Timotheüs, wiens pontificaat plaatsvond tussen 511 en 517. In de Byzantijnse Goddelijke Liturgie staat de geloofsbelij- denis net voor het begin van de anafora, het eucharistisch ge- bed. Daar staat ze in elke eucharistieviering, dit in te- genstelling tot de romeinse mis waar dit niet het geval is; daar ontbreekt ze bijvoor- beeld in de eucharistie op gewone weekdagen. En in de romeinse liturgie wordt naast de geloofsbelijdenis van Ni- cea-Constantinopel ook wel de zogeheten Apostolische Geloofsbelijdenis in de mis gebeden. De Byzantijnse tra- ditie kent in haar liturgie de Apostolische Geloofsbelijde- nis niet. Het feit dat de geloofsbelijdenis zo’n vaste plek heeft gevonden in de oos- terse eucharistievie- ring heeft ook alles te maken met dat men hierdoor de gelovigen wilde wa- penen tegen ‘kette- rijen’ die een ander belijden aanhingen. Tenslotte is de ge- loofsbelijdenis van Nicea-Constantino- pel zelf ook voortge- komen uit de theolo- gische strijd tegen leerstellingen die als een bedreiging voor de juiste verkondi- ging van de Blijde Boodschap werden aangezien. Tegenwoordig wordt het opzeggen (Griek- se traditie) of het zingen (Sla- vische traditie) van de geloofs- belijdenis meer beleefd als het belijden en beleven van het- zelfde geloof dat de gelovigen bindt en zo een besef van saamhorigheid bewerkt. Leo van Leijsen Byzantijnse liturgieXXVII: Oudste tekstfragment van de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (Foto: Wikimedia Commons).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=