Jaargang 65 Nummer 2

Pokrof 9 twee haaks liggende lagen gelegd en met een houten hamer of vuistbal beklopt. Vervolgens ontstaat er, met behulp van het aanwezige vocht in de strookjes, een glad oppervlak: een blad. Bij een afmeting van ca. 25 x 30 centime- ter worden de bladen aan elkaar gelijmd, zo- dat er lange stroken ontstaan van soms wel enkele meters. Deze stroken kunnen simpel- weg opgerold worden tot een rotulus , een rol. Het merendeel van de papyri in Utrecht da- teert uit de 2 e en 3 e eeuw. Immers, vanaf de 3 e en 4 e eeuw verdrong perkament langzamer- hand het gebruik van papyrus als tekstdrager. Men zou verwachten dat de papyri slechts los- se bladen zijn, die wellicht een onderdeel wa- ren van een lange rotulus. Dit blijkt echter niet het geval te zijn bij de papyri in Utrecht. Wanneer de codicologische aspecten, zoals naaigaten en vouwen in de bladen bestudeerd worden, valt op dat deze papyri onderdeel wa- ren van een kleine codex. Ten tweede moeten we nu de codicologische elementen van de perkamenten bekijken. Bij de perkamenten is het gemakkelijker om vast te stellen dat deze fragmenten onderdeel zijn geweest van een codex. De Koptische perka- menten die in de Utrecht bewaard worden, zijn vermoedelijk allemaal gemaakt van gei- tenleer. Voor een codicoloog is dat het eerste teken dat de perkamenten wellicht één codex hebben gevormd. Door de geschonden en fragmentarische staat waarin de papyri en perkamenten zijn overgeleverd, is het lastig om een gedegen codicologische analyse uit te voeren. Zoals op diverse afbeeldingen is te zien, kan niet met zekerheid vastgesteld wor- den dat het om één codex ging die voor de li- turgie gebruikt werd. OverleveringKoptische handschriftfragmenten Hoe zijn de papyri en perkamenten in Utrecht terecht gekomen? De Duitse kopto- loog Carl Schmidt (1868-1938) heeft deze fragiele papyri en perkamenten tijdens zijn wetenschappelijke carrière aan diverse Duit- se universiteiten verzameld. Na diens overlij- den zorgden de nazaten van Schmidt ervoor dat het historisch bronmateriaal tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) verbor- gen bleef voor nazistische kunstrovers. Over de voorafgaande overleveringsgeschiedenis is helaas niets bekend. Volgens het addendum van de collectie zijn de Koptische handschriftfragmenten op 7 ja- nuari 1956 bezit geworden van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Het was de Neder- landse theoloog Gilles Quispel (1916-2006), gespecialiseerd in de geschiedenis van de klassieke en christelijke gnosis, die de collec- tie papyri en perkamenten namens de Uni- versiteit Utrecht kocht van G. Kunta- Schmidt, een nicht van Schmidt. Tot slot Gaandeweg de paleografische en codicologi- sche analyse hebben we enkele vragen de re- vue laten passeren die ons meer vertellen over de historische context van deze unieke papyri en perkamenten uit de Bijzondere Collecties van de Utrecht Universiteitsbibli- otheek. Het bronmateriaal is uit Egypte af- komstig en overgeschreven in diverse schrif- ten, zoals de Koptische uncialis, waarin zowel vertalingen en bewerkingen staan van een Grieks origineel als oorspronkelijk in het Koptisch geschreven teksten. Er zal toekom- stig onderzoek gedaan moeten worden naar dergelijke bronnen om ons meer over de vroeg-christelijke leescultuur in de Kopti- sche Kerk van Egypte te kunnen vertellen. Desalniettemin geven zowel de papyri als perkamenten in Utrecht een eerste, unieke indruk van de vroegste geschiedenis van de Koptische Kerk. Nick Pouls Koptisch perkament. (Foto: Universiteitsbibliotheek, Utrecht)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=