Jaargang 63 Nummer 2

Pokrof 9 ïne en openlijk de Russische agressie tegen Oekraïne en de bezetting van de Krim heeft gesteund (zoals overigens ook de Russische bombardementen op Syrië). In de gemeen- schappelijke verklaring wordt niet gesproken over de agressie tegen Oekraïne doch slechts over ‘conflict’ en ‘vijandigheid’. Door deze weergave van zaken, zo stelt de aartsbisschop in het interview, komt het ‘dat velen in Oekraïne zich verraden voelen, teleurgesteld zijn over de halve waarheden in de gemeen- schappelijke verklaring en deze zien als een indirecte steun voor de agressie van Rusland tegen Oekraïne’. De Russische reactie op de kritiek van aartsbis- schop Sjevtsjoek liet niet lang op zich wachten. Metropoliek Hilarion, één van de architecten van de ontmoeting op Cuba, nam via het nieuwsagentschap Interfax afstand van de uit- latingen van de Oekraïense aartsbisschop: ‘Deze reactie is erg negatief en beledigend, niet alleen voor ons, maar ook voor de paus. Deze stellingname laat zien dat er in de positie van het bestuur van de Oekraïense Grieks-katho- lieke Kerk nog niets is veranderd. Ze zijn er nog niet aan toe om acht te slaan op de stem niet alleen van onze patriarch, maar ook van de paus.’ Teken van hoop Oecumene staat altijd in een concrete context. Het lijdt geen twijfel dat ontmoetingen zoals deze tussen paus en patriarch op Cuba goed gevolgd worden door de internationale politiek. De vraag is of de leiders van de kerken afzon- derlijk en gezamenlijk zoveel gezag en invloed hebben dat hun optreden van wezenlijke invloed is op de ontwikkelingen. Of, dat omge- keerd anderen achter hun rug de regie voeren. De noodsituatie in Syrië en Irak en de oplopen- de spanningen in de wereld hebben paus en patriarch – voor buitenstaanders volledig on- verwacht – bij elkaar gebracht. Hun ontmoe- ting en gemeenschappelijke verklaring, gericht op het herstel van gemeenschap en het bevor- deren van de vrede, is een belangrijk teken van hoop. Geert van Dartel De Zetel van Barmhartigheid De vrouwen die Jezus’ lijk gingen balsemen, worden herdacht op de Byzantijnse Derde Zondag van Pasen. Onder hen rekent de traditie m.n. Maria, zijn moeder. Soms neemt ze zelfs de plaats van Maria Magdalena in. «Maar op de eerste dag van de week gingen ze ’s morgens heel vroeg naar het graf, met de krui- den die ze hadden klaargemaakt. Ze vonden de steen weggerold van het graf en gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Opeens stonden er twee mannen voor hen in stralend witte kleren. Daar schrokken ze van en ze sloegen hun ogen neer, maar zij zeiden: ‘Waarom zoekt u de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is tot leven gewekt.[…]’ » [Luk 24: 1-6a] ~ «Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. […] Maria echter stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. » [Joh 20:1; 11-12]

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=