Jaargang 61 Nummer 4

Pokrof 1 3 Meditatie Icoon van de Moeder Gods Vreugde van alle lijdenden en bedroefden D eze Maria-icoon behoort tot het type ‘Moeder Gods Vreugde van alle lijdenden en bedroef- den’, dat in het oosters christendom al vele eeuwen bekend is. Er zijn vele varianten van deze icoon. De oer-icoon bevindt zich sinds 1643 in Moskou in de Transfiguratiekerk te Ordink. Volgens de geschiedschrijving is deze geschonken door Eftemia, de zus van patriarch Joachim van Moskou. Stervende bad zij tot de Moeder Gods en hoorde een stem die zei dat de priester deze icoon bij haar thuis moest brengen. Nadat hij er gecelebreerd en het officie gebeden had, was zij genezen. Rondom de icoon ontstond een bedevaartsoord en in bijna elke Russische stad bevond zich wel een kopie ervan. Vele genezingen werden aan de voorspraak van de Moeder Gods Vreugde van alle lijdenden toegeschreven. Velen hebben Maria’s moederlijke troost en bemoe- diging ervaren. Op deze icoon zien we de werken van barmhartigheid verbeeld. Boven in de icoon, het zogeheten. hemelsegment, zien we Christus staan met als verwijzing: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader’ (Joh. 14). Maria wordt omringd door alle noodlijdenden die zich vol vreugde tot haar en haar Kind richten. Boven links staat een bevrijde gevangene [1]; hij toont de Moeder Gods zijn geslaakte boeien. Onder hem biedt de hongerige en dorstige [2] zelf water en brood aan en de naakte man [3] een kleed. Helemaal links onderaan zien we een zwangere vrouw [4] en een meisje dat voorleest uit een boek [5], symbool voor onderwijs. Ter rechterzijde biedt een man ontheemden een thuis aan [6] en - schuin naast hem - een vrouw [7] olie en verband aan zieken en gewonden. Daaronder heeft een man zijn gereedschap in de aanslag [8] en helemaal rechtsonder knielt een vrouw [9] bij een pas gedolven graf. Ze heft haar geopende handen op naar Maria. Het jongetje [10] heeft een rouw- band om, hij bidt de wereldrozenkrans. In de meeste boven vermelde figuren herkennen we de specifieke iconografische kenmerken van getuigen uit de H.Schrift. Links zien we, van boven naar beneden, de bevrijde bezetene uit het Evangelie [1]; Zacheüs [2]; de Verloren Zoon [3] en Elisabeth [4], nicht van Maria en moeder van Johannes de Doper. Rechts herkennen we Paulus [6], die onder alle volken Christus verkondigde. Onder hem de [7] vrouw die ‘een goed werk aan Mij gedaan’ heeft: ‘Waar ook ter wereld deze Blijde Boodschap verkondigd zal worden, zal tevens ter herinnering aan haar verhaald worden wat zij gedaan heeft’ (Mt. 26:6-13). In het midden rechts zien wij Jozef [8]. De vrouw onder hem staat afgebeeld zoals Eva op de Verrijzenisicoon [9]. De kinderen onderin [5 & 10] verwijzen naar Christus’ woorden ‘Wie een van deze kinderen opneemt, neemt Mij op’ (Mt. 18:5). De bloemen op de icoon drukken de vreugde uit die de verschillende werken van barmhartigheid ons schenken. Het eerste wat de engel van God tot Maria zegt bij de Annunciatie is zich te verheugen om het kind dat ze ontvangt (Lk 1: 28). Hij kondigt grootse dingen aan voor Zijn leven en dat haar reeds oude nicht Elisabeth een kind verwacht. Meteen reist Maria af om haar te gaan helpen en drie maanden bij te staan. Maria juicht van vreugde om Gods barmhartigheid voor haar, heel haar volk en alle geslachten na haar. Wanneer Jezus geboren is, komen herders vol blijdschap bij Jezus in de kribbe, die engelen als de Redder openbaren. Ze ziet haar Zoon met de jaren toenemen in wijsheid en kracht. Wanneer Jezus in de synagoge de boekrol opent en zegt dat Gods Geest op hem rust, weet Maria hoe waar deze woorden zijn. Hij geneest zieken, bevrijdt bezetenen en doet vele wonder- baarlijke dingen. Hij wekt zelfs doden tot leven.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=