Jaargang 61 Nummer 1

Pokrof 2 3 De komende tijd zal Pokrof steeds op pagina 23 aandacht besteden aan aspecten van de Byzantijnse liturgie. Hieronder de eerste bijdrage. I n bijna alle kerken is er speciale liturgische kle- ding. In de kerken van de Byzantijnse traditie heeft zich een eigen ontwikkeling voor- gedaan die in grote lijnen lijkt op die in de Katholieke Kerk van de westerse traditie, maar toch ook verschillend is. De priester draagt over zijn toog een stichaar. Dit heeft zich ontwikkeld uit de Ro- meinse tunica en heeft een witte of andere lichte kleur, net als de albe van de priester in de Rooms-katholieke Kerk, en is een verwijzing naar de doop. De priester is allereerst een gedoopte, en door zijn witte kleed herinnert hij de gelovigen aan hun gedoopt zijn: Gij allen die in Christus zijt gedoopt hebt u met Christus bekleed ( Gal. 3,27 ) . Bij het aandoen van het stichaar bidt de priester: mijn ziel ver- heuge zich in de Heer, want Hij heeft mij bekleed met het gewaad van het heil en met het kleed der vreugde bedekt (Jes. 61,10 ). Over dit witte kleed draagt de priester een vrij brede dubbele stola, epitrachiel genoemd, als teken van zijn waardigheid als priester. Deze is versierd met zeven kruisen. Zes kruisen op gelijke hoogte in twee rijen tegenover elkaar herinneren aan de sacramen- ten of mysteriën die door de priester worden voltrokken (alle, behalve de wijding tot het ambt, die door de bisschop geschiedt). Het bovenste kruis is achter in de nek, onder de halsopening. Bij het aankle- den bidt de priester: Gezegend is onze God, die zijn genade over zijn priesters als zalfolie uitgiet, vloeiend vanaf het hoofd over de baard, Aärons baard, tot op de zoom van zijn kleed. (Psalm 133,2). De stola wordt bijeen- gehouden door een gordel, zona, over het middel die op de rug wordt vastgesnoerd. Over de mouwen worden manchet- ten, epimanikia, gebonden. Over dit alles heen draagt de priester, in de liturgische kleu- ren, het feloon, overkleed of kazuifel, zonder mouwen met een ronde opening voor zijn hoofd en aan de voorkant ingekort. De Russen dragen een feloon waarvan de hals- boord is opgehoogd. Net als het rooms-katholieke kazuifel heeft dit zich ontwikkeld uit de Romeinse reismantel. Dit rijk versierde bovenkleed is een ‘koninklijk’ gewaad, en symbool van het koninkrijk van God. De gelovigen in de kerk worden er door het zien van dit kleed aan herinnerd dat we het feest van Gods koninkrijk vieren. Als de priester de titel van aartspriester heeft mag deze het epigonation, dragen, een ruitvormig kledingstuk dat uit de herderstas is voortgekomen en waarin een tekst, bijvoor- beeld de preek, bewaard werd. Het wordt wel met een zwaard vergeleken. Paul Brenninkmeijer Byzantijnse liturgie I

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=