Jaargang 59 Nummer 4

2 0 Pokrof nam, waarvan sommige bijvoorbeeld tot op de dag van vandaag doorwerken in een erfgename van Efrems gedachtewereld, de Syrisch-ortho- doxe Kerk van nu. Dat is – ook al heeft Den Bie- sen dat misschien totaal niet zo bedoeld – dui- delijk een correctie op de negatieve (soms ook niet helemáál onterechte) beeldvorming die sommige mensen hebben aangaande Kerkva- ders als ‘bewezen’ vrouwenhaters. In hoofdstuk 2 zoomt Den Biesen vanuit de weidse “vogelvlucht” inop ‘Efremin taal enpoë- zie’. Het gaat hier nog enigszins over de ‘buiten- kant’ van Efrems literaire en vooral dus poëti- sche werk. Den Biesen plaatst dit oeuvre binnen de grootse traditie van het Syrisch. Deze deelt in het grote letterkundige erfgoed van het antieke Midden-Oosten, met wortels die terug- reiken tot een al tweeduizend jaar vóór Efrem bestaande Mesopotamische literatuur. Door eeuwenoude links van taal, alfabet en literatuur is Efrems werk verder ook heel uitdrukkelijk verbonden met de bijbelse wereld. Tevens had- den zijn hymnen een belangrijke invloed op de latere Griekstalige christelijke dichtkunst van mensen als Romanos Melodos (6 e eeuw) en an- dere Byzantijnse hymnografen uit Syrië. In hoofdstuk 3, ‘Een symbolische visie op God, mens en wereld’, doet Den Biesen uit de doeken hoe hij Efrems theologie ziet. Hij noemt deze ‘symbolisch’: “[e]en symbolische visie, dat wil zeggen een christelijke theologie die zowel in haar taal als in haar inhoud en denkwijze volle- dig is gebaseerd op het symbolisch karakter van schepping en openbaring. De wereldwaarinwij leven, de heilsgeschiedenis van God en zijn mensen, de geboorte en verrijzenis van Jezus Christus, de kerk en haar sacramenten, ons le- ven van alledag, de uiteindelijke voltooiing van ons menselijk bestaan; alles is symbolisch, dat wil zeggen drager van de verlossende ontmoe- tingmetGod.” (hoofdstuk3, p77). Inhoofdstuk 3 behandelt de auteur de symbolische theologie vooral op het niveau van de taal. In hoofdstuk 4, ‘Van symbolische taal naar symbolisch den- ken’, duikt Den Biesen weer een niveau dieper, dat van het denken. En vandaaruit trekt Kees den Biesen, in hoofdstuk 5 ‘De wijsheid van symbolische theologie’, de visie van Efrem als het ware open naar onze tijd, om dan in hoofd- stuk 6, ‘Christelijke literatuur. Liturgie en le- venskunst’ in te gaan, in bredere zin, op de be- tekenis van de symbolische theologie voor nu. Symbolische theologie onderscheidt zich met name (maar niet alleen) van bepaald rationalis- tisch denken binnen de westerse theologie. De weg die Efrem gaat binnen de theologie, is er niet een van begrippen (concepten). Den Bie- sen toont helder de betekenis en kracht van E- frems symbolische denken aan en dit als een volwaardige, volwassen theologie. Het ‘theolo- giseren’ à la Efrem heeft zich volgens Den Bie- sen zelfs binnen die oosterse theologie als een ei- gen, heilzame route betoond, diemen overigens ook daar jammer genoeg al snel voor een groot deel weer kwijtraakte. In het christelijk Oosten zelf immers doemden reeds kort na Efrem de eenzijdige bijbeluitleggingen en christologieën (theologie over Christus) op van Alexandrië (Egypte) en van Antiochië (Griekstalig West- Syrië van die tijd). Den Biesen legt tevens de vinger op de zere plekken waar de moderne westerse academische theologie in haar ratio- nalistische vormen tekortschiet. Daarbij legt hij helder uit dat het poëtische overigens het ra- tionele niet uitsluit; gevoel niet tegenover ver- stand staat. Efrem denkt immers niet in tegen- stellingen (“dualistisch”), maar polair en para- doxaal. De Syrische poëzie, waaronder die van Efrem, heeft van de duizenden jaren oude Mes- opotamische literatuur het dichterlijke tweege- sprek (Syrisch: sogya– t– a– ) geërfd. Den Biesen be- schrijft prachtig, met daarbij mooie stukken in vertaling van zijn hand, hoe in ‘Het Leerdicht over de Kerk IX’ Efrem in zo’n dialoog tussen verstand enerzijds en liefde anderzijds – haast in een onderlinge tweestrijd – zoekt naar het ge- lovige evenwicht. Den Biesen laat zien dat de “multidimensionale taal” van Efrems theologie nog steeds zou kunnen inspireren tot een weg uitwelke eendimensionaliteit ook. Hij onthoudt zich daarbij van goedkope kritiek op hetmoder- ne theologische denken. Bij hem geen ‘vroeger was alles beter’. Hij wijst ook op de hevige be- perkingen van juist traditionalistische vormen van theologie, zoals die zich met name in de voorbije 20 e eeuw voordeden. Efrem is een zoon van het christelijk Oosten. In hem komt het genie van het oosters christen- dom duidelijk naar voren. Bij het lezen van dit boek en in gesprek met anderen hierover reali- seerde ik mij tegelijkertijd dat we de eigenheid van de weg van Efrem niet al te zeer moeten plaatsen tegenover het westers christendom in zijn geheel. Dat doet Kees den Biezen trouwens ook zelf niet. Hij plaatst Efrem bijvoorbeeld als subliem christelijk dichter sámen met de wes- terseDante opgelijkemaar eenzamehoogte. Ik- zelf denk verder – geografisch dichter bij huis – aan mensen als Hadewijch en Ruusbroec, aan

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=