Jaargang 59 Nummer 4

Pokrof 1 8 handschriften overschreef, bestudeerde en erover publiceerde. Op dit werk was Gabriël in 1952 in Rome gepromoveerd. Het proefschrift heb ik niet gelezen, de artikelen zijn de moeite waard. Het Christelijk Oosten verloor ik uit het oog. Het bladwerdbreder, geleerder, ging inhet Engels verder en verdween tenslotte boven de boomgrens.Terug naar Pokrof. Pater Methodius had altijd over iconen ge- schreven, en na diens dood, in 1970, nam Ga- briël het van hem over. Hij schreef iets van 25 artikels over kerkarchitectuur, iconen, fres- co’s, beeldhouwwerk en miniaturen. Het grootste deel van die periode verscheen het blad nog volledig in zwart-wit, ook de covers, maar de afbeeldingen, waar de auteur zelf voor zorgde, zagen er goed uit. Het viel me op dat de inhoud, ook weer, erg feitelijk was. De beteke- nis der iconen werd verklaard, maar de teksten bleven vrij van meditaties en bespiegelingen. De feitelijke informatie stond voorop. En ook in dezewas hij iemand die het konweten.Men zag hem als een kenner, begreep ik later. Liturgie dus, en iconen; het meeste schreef hij tot 1980; daarna schreef hij wel regelmatig, maar over allerlei andere dingen in het leven der kerken. In die tijd overleed Micheas, Ga- briël werd overste van het klooster, en hij kreeg er een paar parochies bij. Het was jammer dat voor zijn grote hartstochten, studeren en schrijven, minder tijd overbleef. Ikmaakte kennis met Gabriël in zijn hoedanig- heid van redacteur van het blad, en die van priester. Hij was 31 jaar werkzaam als redactiesecreta- ris, tot 1984, – deed ook lange tijd de adminis- tratie – en vanaf 1985 als hoofdredacteur, tot 2002, hoewel hij in de laatste jaren gas moest terugnemen. In die tijd, in 1984, begon ik ook aan het blad mee te werken. Ik leerde hem kennen als priester. De parochie Amsterdam ging na de dood van Micheas naar hem over. De band met Micheas was altijd heel bijzonder geweest, hem opvolgen was waar- schijnlijk niet gemakkelijk. Gabriël heeft zich er bijzonder voor ingespannen. “Alle tradities gaan door”, was zijn uitgangspunt. Dat wil zeg- gen alle feestjes, alle uitstapjes, alles wat er bij een koor in de loop der jaren ontstaat. Hij was zo veel mogelijk bij de koorrepetities aanwezig, als meelevend priester, en als vraagbaak. Want ik merkte wel dat hij een zeer geleerde manwas.De tekstenverklaardehij, enzoals ge- zegd, de iconen. In het iconenmuseum Rec- klinghausen was hij wel eens geweest, dus wat daar hing, zei hij, kende hij wel. Dat leekme een hele prestatie. Met de Russische kennissen die ik wel eens meenam, gelovig of niet, verstond hij zichmoeiteloos. Servisch verstond en sprak hij ook. Hij kwam trouwens graag in die stre- ken. En zijn brevier las hij in het Grieks, “Ik heb goed Grieks gehad.” Bulgaarse kennissen van ons verraste hij weer met zijn kennis van hoe het in dat land ging. Als voorganger was hij voorbeeldig: uiterst nauwkeurig en ingetogen. En muzikaal: van niet te onderschatten belang voor de koorzan- gers. Hij had een voorkeur voor Dmitrij Bort- njanskij en hield ook van Servische melodieën, altijdwat opgewekter. Ingetogenwarenook zijn preken: geen krullen en smaakmakende ver- haaltjes, maar met een zekere eenvoud ver- klaarde hij waar het in deze dienst omging. Het waren ook geen lange preken, en ze lagen dicht bij wat je in de Russische kerken hoorde. Hoe ouder we worden, hoe meer er is te vieren. In 1987 was hij veertig jaar priester. Wie in dit verhaal nogal wat feitelijkhedenmist –mijn be- doeling was niet hier zijn leven puntsgewijs te beschrijven – kan ik verwijzen naar het artikel dat p. Antonie Vriens bij die gelegenheid schreef, in Pokrof aug-okt. 1987, jaargang 34, nummer 4. Een uitvoerig verhaal, maar niet zonder fouten, zoals Gabriël, altijd kritisch, al- tijd alert, erover opmerkte. En tien jaar later zijn vijftigjarig priesterschap, met de wijding tot archimandriet en het koninklijk lintje. Toen hij niet meer tot voorgaan in staat was, heeft hij nog zolang mogelijk de diensten bijge- woond, op een eigen zetel naast het altaar. Zo lang mogelijk ook probeerde hij op de been te blijven. Ende laatste jaren van zijn levenbracht hij door in het Kapucijnenklooster te Tilburg. De uitvaartdienst had plaats op een zonnige dag: 14 juni jl., in de kerk van het klooster. Wat we er ook van mochten denken, de dienst werd gedaan in de Latijnse traditie. Met enige Sla- visch-Byzantijnse gezangen door afgevaardig- den uit de koren. En de teraardebestelling ge- beurde volgens de Slavisch-Byzantijnse tradi- tie. Vader Harry Sterenberg ging voor. De plechtigheid werd besloten met driemaal het gezang Christos Voskrese (Christus is verrezen) uit de paasdienst, op een Servische melodie. Dolf Bruinsma

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=