Jaargang 59 Nummer 1

Pokrof 1 4 Heden is de heilige Moeder, die hoger is dan welke tempel ook, de tempel binnengekomen, ontsluitend aan de wereld de Maker van de wereld en de Gever van de Wet. Simeon de Ouderling ontvangt Hem in zijn handen en roept, terwijl Hij hem vereert, luid uit: ‘Laat Gij nu uw dienaar heengaan, want ik heb U gezien, de Redder van onze zielen.’ Heden wordt de Verlosser als een baby de tempel van de Heer binnengebracht en Simeon de grijsaard ont- vangt Hem in zijn bejaarde handen. De Oude van Dagen, een jong kind in het vlees, werd door Zijn Moeder de Maagd naar de tempel gebracht en vervulde zo de verordening van Zijn eigen Wet. Terwijl hij Hem ontving, zei Simeon: ‘Nu laat Gij uw dienaar in vrede heengaan, want mijn ogen hebben uw verlossing gezien, o Heer’. O volk Israël, bij het aanschouwen van uw Glorie, Immanuel, het Kind van de Maagd, aangeboden ten overstaan van de Ark van God, dans nu en verhef Hem boven alles voor eeuwig. ‘Zie’, riep Simeon uit: ‘dit is Degene die tegelijkertijd God en kind is, die een teken van tegenspraak zal worden. Laten wij tot Hem in geloof zingen: Alle gij, werken van de Heer, zegen de Heer en verhef Hem boven alles voor eeuwig. O God, Gij die waart voordat alle dingen hun aan- vang namen, uit uw eigen wil zijt Gij mens geworden en wordt Gij, een kind van veertig dagen oud, de tempel ingedragen. Wees gegroet, vol van genade, maagd en Moeder van God! Want uit U is opgegaan de Zon van Gerechtigheid, Christus, onze God. Hij verlicht hen, die in duisternis gezeten zijn. Verheug u ook, rechtvaardige Simeon. In uw armen hebt gij de Bevrijder van ons, mensen, gedragen. Hij schenkt ook ons ook de Verrijzenis. )* Door uw geboorte hebt Gij de schoot van de Maagd geheiligd en de armen van Simeon gezegend. Gij zijt verschenen, o Christus God. Vandaag hebt Gij ons gered. Schenk vrede aan uw gemeenschap en geef kracht aan ons, o menslievende Heer. In een figuur zag Jesaja God op een troon, hoog verheven en in triomf gedragen door de engelen der glorie (Jes 6: 1-5). En hij riep uit: ‘Wee mij, want ik heb van tevoren God-geïncarneerd gezien, de Heer van het licht dat geen avond kent en de Koning van de vrede’. […] ‘Jesaja werd gezuiverd door de kool van de seraf te ontvangen’, riep de oude man tot de Moeder van God. ‘Met licht vult gij mij, nu gij, met uw handen als vuurtangen, aan mij toevertrouwt Hem die gij vasthoudt, de Heer van het licht dat geen avond kent en de Koning van de vrede’. )* Deze en volgende strofe: Byzantijns Liturgikon, Tilburg-Zagreb 1991; overige eigen vertaling.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=