Jaargang 57 Nummer 4

Pokrof 2 1 ondergeschikte positie van vrouwen in de maat- schappij en de kerk stierf het diaconaat van vrouwen echter allengs uit en werd de clerus een volledige mannenzaak. Verdere ontwikkelingen De afscheiding tussen het kerkschip en de plaats waar het altaar staat ontstond niet alleen vanwege het streven om met het oog op het gedrang van het gelovige volk voor orde te zor- gen, maar ook vanwege de opvatting dat uitslui- tend de celebranten, de clerus, het ‘Heilige der Heiligen’ mochten betreden. Vanaf de tweede helft van het eerste millennium ontvingen de christenen steeds zeldener de communie. Het waren vooral de ‘ritenexperts’, dat wil zeggen de geestelijken, die verantwoordelijk voor de litur- gie waren. Ook de uitvoering van de liederen, waarvoor vaak groot technisch kunnen vereist was, liet men meestal aan het mannenkoor over. Daar komt nog bij dat in het tweede millennium de vredesgroet van de gelovigen werd afgeschaft en dat dus alleen die van de celebranten over- bleef. Het getal zeven voor het precieze aantal sacra- menten en hun definitie heeft de Byzantijnse theologie en liturgie van de Latijnse scholastieke theologie overgenomen. Op haar beurt heeft de Grieks-Byzantijnse religieuze cultuur het wes- terse christendom veel uit haar eigen rijke litur- gische en spirituele schatkamer geschonken. Er was meer liturgische ‘export’ van Constantino- pel en Jeruzalem naar Rome dan andersom. Ofschoon het christendom uit het jodendom is voortgekomen, namen de joden niet alleen in West-Europa maar ook in het Oost-Romeinse Rijk een delicate positie in. In de eerste paar eeuwen na het optreden van Jezus had een pro- ces van wederzijdse vervreemding plaatsgevon- den. Vanaf de vierde eeuwwerd de joodse religie door de christelijke overmacht steeds meer ver- nederd en onderdrukt. De kerk en de Byzantijn- se staat beschouwden zich als het ‘ware Israël’. In de liturgie, met name van Goede Vrijdag, werden anti-joodse gezangen opgenomen. Gebed en diaconie Niet alleen in de kloosters maar ook in de kathe- dralen en grote parochies werden elke dag de getijden – in het bijzonder lauden, vespers en completen – gebeden en gezongen. De liturgi- sche vormen van de grote orthodoxe kloosters hebben ook de eredienst in de kathedralen en de parochies erg beïnvloed: die werd ook tamelijk monastiek en lang, ascetische boetedoeningen en het reciteren van psalmen werden belangrij- ker, enzovoorts. Monastieke trekken en over- vloed zijn opvallende eigenschappen van heel de Byzantijnse liturgie geworden. Ten gevolge van de overwinning op het iconoclasme nam het fei- telijke gebruik van iconen in de eredienst zelf steeds meer toe. Naast de eredienst was ook de diaconie van belang in de kloosters. Toch werd de liturgie als het hoogtepunt van het kerkelijke leven beschouwd. De diaconie diende als de con- crete, praktische uitvoering van het gebod van de Heer elkaar lief te hebben. In het godshuis werden de sacrale beeltenissen opgehangen of opgesteld aan of op de afschei- ding tussen het kerkschip en de plaats waar het altaar staat. Deze afscheiding werd in de loop der eeuwen steeds hoger en er kwamen ook aan de gordijnen tussen de zuiltjes en op de archit- raaf erboven afbeeldingen te hangen respectie- velijk te staan. Vanaf ongeveer de veertiende eeuw is de gesloten iconostase een feit. (Heel hoge en uit vele rijen bestaande iconostasen zijn meer een Russisch fenomeen.) De gewone man en vrouw Naast de officiële liturgie van de ambtskerk waren er vele religieuze rituelen en gebruiken die thuis gepraktizeerd werden, bijvoorbeeld geheime gebeden, het zalven met olie tegen het zogeheten ‘boze oog’ en uitdrijving van demo- nen. In moeilijke levenssituaties zong men graag Byzantijns miniatuur met een liturgische scène: een processie.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=