Jaargang 57 Nummer 4

Pokrof 1 9 overigens ‘import’ en niet – zoals de film laat zien – een oud-leerling van Hypatia. En Cyrillus bestreed wel joden en ‘ketters’, maar niet de ‘heidense’ hellenisten. Hypatia zelf had een grote sympathie voor het christendom en werd ook door vele christenen hogelijk gerespecteerd. Maar in het conflict dat Orestes en zijn door- gaans christelijke medebestuurders hadden met Cyrillus, stond Hypatia aan de kant van de eer- ste. Cyrillus was jaloers op Hypatia’s grote pre- stige en was ook bang dat dit hem op verlies zou zetten in zijn machtstrijd met Orestes. Vandaar de door hem ontketende lastercampagne rich- ting Hypatia. Cyrillus’ verantwoordelijkheid De parabolani hebben Hypatia vermoord. De parabolani waren ongeleide projectielen, op wie de bisschoppen uiteindelijk vaak geen vat had- den. Vandaar dat ze na 416 ook in aantallen wer- den gereduceerd. Ook Cyrillus was niet in juri- dische zin verantwoordelijk voor de moord die buiten zijn weten om plaatsvond. Maar hij gaat geenszins vrijuit. Hij was – aldus Dzielska – als hoofdaanstichter van de lastercampagne die uit- liep op de moord, wel degelijk voor een groot deel moreel verantwoordelijk. Andere historische onjuistheden in de film zijn eveneens uit Dzielska’s werk en interview te halen. Zo zijn er geen aanwijzingen dat Hypatia in het Serapeum aanwezig was tijdens de (histo- risch gedocumenteerde) bestorming ervan. De suggestie van een religieuze tegenstelling Hypa- tia vs. christendom wordt ook nog later gelogen- straft door het feit dat volgens Dzielska de acht- ste-eeuwse legende over de welbekende christe- lijke martelares Catherina van Alexandrië (wsch. begin 4 e e.) trekken van Hypatia’s ge- welddadige dood heeft geabsorbeerd. Met plezier heb ik naar Agora gekeken. Ik kan ieder – zeker degene die van ‘historische’ kos- tuumdrama’s houdt – aanraden de film te bekij- ken. Maar wel met een vette knipoog en een kri- tische geest, vanwege het hoge fictieve gehalte van de film, met een snuifje historisch juiste en dus gefundeerde kritiek op de kerk in het Oost- Romeinse Rijk rond 400. Na zoveel ongezouten waarheid die de kerk de laatste eeuwen en zelfs de laatste maanden heeft gekregen, moet een ‘gedomesticeerde religie’ (Amenábar) als het christendom dat toch kunnen hebben. Plús het recht om enige historische onjuistheden in alle rust recht te zetten. Leo van Leijsen Eeuwenlang was Constantinopel als hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk een van de belangrijkste plaatsen van de christenheid. Zijn schitterende kathedraal van de Heilige Wijsheid (Hagia Sofia), die keizer Justinianus I (527-565) had laten herbouwen, ging door voor de beroemdste liturgische plek van het christendom. Nadat Constantijn in 330 het oude stadje Byzantium had omgevormd tot ‘zijn’ Constantinopel, rees de ster van de stad snel. Ook de functie van de bisschop van het ‘nieuwe Rome’ won snel aan betekenis. Het vierde oecumenische concilie, dat in 451 aan de overkant van de Bosporus in Chalcedon bijeenkwam, gaf Constantinopel dezelfde rechten en privileges als het oude Rome. Vanaf de negende eeuw nam de invloed van Constantinopel nog meer toe, omdat ook Bulgaarse, Servische, Roemeense en Russische staten en volkeren de voorkeur gaven aan de Griekse versie van het christelijk geloof. Gevolg van dit alles was dat de Byzantijnse litur- giefamilie verreweg de grootste in de oosterse kerken werd. Waarschijnlijk hoort momenteel ongeveer 85 % van alle oosterse christenen ertoe. Constantinopel en de Byzantijnse liturgie

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=