Jaargang 54 Nummer 4

Pokrof 1 3 Op 1 september wordt in de Byzantijnse liturgie het begin van het kerkelijk jaar gevierd. Het kerkelijk jaar wordt in de hymnen van die dag ook wel als ‘jaar van genade’ bezongen (zie Jes 61:1-9 en Lk 4:16-22). In de liturgie is er veel aandacht voor Gods schepping en de vruchtbaar- heid van de schepping in Gods licht. I n de bijbel vinden we de belangrijkste tekst over Gods schepping in het begin van het boekGenesis. Deze tekst (Gen. 1: 1-13 e.v.) is zo heilig en heeft zo veel zeggingskracht, dat zij telkens terugkomt in de liturgie op de voor- avond van grote feesten in het Byzantijnse ker- kelijke jaar, namelijkmet Kerst, Theophanie, op de eerste dag vandeGroteVasten enmet Pasen. Hoewel deze tekst dus niet op het kleinere feest van de viering van het begin van het kerkelijke jaar wordt gelezen, speelt zij wel een belangrij- ke rol op de achtergrond, wanneer God eer be- wezen wordt voor het scheppingswerk en Hem om zegen gevraagd wordt voor het nieuwe jaar. Want het scheppingsverhaal wijst op de wezenlijke betrokkenheid van God bij de schepping. God is het onderwerp van het begin van deze geschiedenis met ons. En dit bijzonde- re begin geeft een enorm vertrouwen in een goede afloop, grondvertrouwen voor het bestaan van de gelovige. Tegelijk stelt het scheppingsverhaal ons de vraag hoe wij men- sen ons gedragen in onze omgang met de ‘medeschepping’. De tekst wekt het besef van afhankelijkheid van God en het verlangen naar het licht van God en zijn genade om ons te verheffen uit de duisternis. Wij verlangen naar omvorming tot een nieuwe schepping in God. Daartoe dient juist het kerkelijk jaar met zijn liturgie, die ons richten op Christus, naar zijn voor-beeld, vol- komen beeld van God, die zelfs het gelaat van de Vader wordt genoemd en icoon van de onzichtbare God (1 Kol. 1: 15), het Woord van God, het Licht in de wereld (Joh. 12: 46). Aan het begin van het Byzantijnse kerkelijke jaar gedenken we ook dat Jezus Christus op deze dag in de synagoge van Nazareth uit Jesaja heeft voorgelezen over het ‘jaar des heils’, dat toen aanbrak. Daarmee worden wij herinnerd aan het begin van Jezus’ missie, waarin bevrijdend handelen en aankondiging van heil centraal staan, en worden wij opgeroe- pen in zijn voetsporen te treden en deel uit te maken van deze missie. Onze eigen omvorming is ook gericht op de omvorming van onze omgeving, zodat het rijk van God iets meer gestalte kan krijgen in deze wereld. Christus trad op in de kracht van de H. Geest, uit wie de Kerk, de gemeenschap van gelovigen, geboren is, en hij spoorde zijn leerlingen aan om te groeien in de eensgezindheid die de Geest schenkt, door de gaven die ieder van de Geest ontvangen heeft te delen met de anderen en in gemeenschap te brengen. Door dit dyna- mische proces van uitwisseling van gaven groeien wij persoonlijk en met elkaar als geheel, als Lichaam van Christus. Zo kan een vernieuwing en verrijking plaatsvinden, een samen groeien in de volheid van de waarheid en de liefde. Als ideaal kan dit een horizon zijn voor ons leven en handelen in een wereld waar- in velen zich eerder lijken te bekommeren om het eigene en dit met hand en tand verdedigen, ook als dit duidelijk een situatie van ongelijk- heid en onrechtvaardigheid in stand houdt ten opzichte van de ‘medeschepping’. De H. Geest zou ons kunnen openmaken voor dat wat de Geest aan ieder geschonken heeft, open voor het licht van Christus, dat rijkelijk schijnt over alles en iedereen. Dit mozaïek in Byzantijnse stijl uit Palermo (Capella Palatina, ±1170) verbeeldt o.a. de eerste scheppings- daad: ‘Fiat lux – Er zij licht!’ De H. Geest in de gedaante van een duif zweeft over de wateren en staat dicht bij de schepping. Het is een bijzondere afbeelding omdat ze verschilt van de westerse kunst van die tijd, en vanwege de weergave van God de Schepper: aangeduid met de naam ‘God’; met een nimbus zonder kruis (i.t.t. andere gelijksoortige mozaïeken), maar wel met een gelaat dat lijkt op dat van Christus. Gij zijt licht

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=